Aangekomen bij het land Kanaän
Het gebeurde na de dood van Mozes, de dienaar van de HEERE, dat de HEERE tegen Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van Mozes, zei: Mijn dienaar Mozes is gestorven. Nu dan, sta op, steek deze Jordaan over, u en heel dit volk, naar het land dat Ik aan hen, de Israëlieten, ga geven.
Jozua 1:1-2 HSV
Na de lange reis uit Egypte, door de woestijn, zijn de Israëlieten bij het land Kanaän aangekomen. Ze trekken door de rivier de Jordaan, met de priesters voorop. Aan de ander kant van de Jordaan, in Gilgal werden alle mannelijke Israëlieten besneden.
Verovering van het land
Nu waren ze in het land Kanaän. Het land moest eerst worden veroverd en worden verdeeld onder de stammen. Het lukte niet om het hele land te veroveren, in de randgebieden van Kanaän bleven nog volken wonen. In het boek Jozua zijn de veroveringen van het land en de verdeling te lezen.
Jozua veroverde met de Israëlieten eerst het Zuiden en toen het Noorden. Als eerste werd de stad Jericho veroverd, nadat ze zeven keer rond de stad liepen. Toen volgde de nederlaag bij Ai, door de zonde van Achan. De tweede keer werd Ai veroverd en verwoest. Jozua bouwde een altaar voor de Here God bij Sichem, op de berg Ebal.
Jozua en de andere leiders van Israël werden misleid door de Gibeonieten, die deden alsof ze een volk van ver weg waren. Er wordt een verbond gesloten en dit betekent dat de Israëlieten de Gibeonieten niet meer overeenkomstig het gebod van God kunnen uitroeien.
De vijf koningen van het Zuiden besloten Gibeon aan te vallen. Jozua helpt de Gibonieten en de Israëlieten verslaan hen. Ze gingen door en veroverden het hele zuidelijke deel van Kanaän. Jozua nam ook alle koningen gevangen, versloeg hen en doodde hen.
Verdeling van het land
De twaalf stammen kwamen voort uit de twaalf zonen van Jakob, van zijn vrouwen: Lea, Rachel, Bilha en Zilpa.
- Kinderen van Jakob en Lea: Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issachar en Zebulon
- Kinderen van Jakob en Rachel: Jozef en Benjamin. De twee kinderen van Jozef, Efraïm en Manasse werden twee aparte stammen
- Kinderen van Jakob en Bilha: Dan en Naftali
- Kinderen van Jakob en Zilpa: Gad en Aser
Jozua nu was oud [en] op dagen gekomen, en de HEERE zei tegen hem: U bent zelf oud geworden en op dagen gekomen, en er is [nog] zeer veel land overgebleven om dat in bezit te nemen.
Jozua 13:1 HSV
Verdeel het daarom in gebieden voor de negen overgebleven stammen en de tweede helft van de stam Manasse.’
Jozua 13:7-8 NBV
De stammen Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse hadden reeds het grondgebied ontvangen dat Mozes, de dienaar van de HEER, hun ten oosten van de Jordaan had toegewezen.
Iedere stam kreeg een eigen gebied, behalve de stam Levi. Zij kregen een deel van de offers die bestemd waren voor de Heer, de God van Israël.
Psalm 16:5-5
In Jozua 13 lezen we over de verdeling van het land Kanaän. Iedere stam of familie kreeg een eigen deel. Door loting moet Jozua het land verdelen onder het volk. In de StudieBijbel Online las ik dat in Psalm 16:5-6 de vreugde over het land wordt beschreven:
HEER, mijn enig bezit, mijn levensbeker, u houdt mijn lot in handen. Een lieflijk land is voor mij uitgemeten, ik ben verrukt van wat mij is toebedeeld.
Psalm 16:5-6 NBV