Gods verbond in de Bijbel
Eerder deze week schreef ik over het verbond met Adam, het verbond met Noach, het verbond met Abraham en het verbond met Israël. Vandaag en morgen zijn het verbond met David en het nieuwe verbond in Jeremia aan de beurt. Ik heb het niet bewust zo gepland, maar toevallig vandaag, 1e kerstdag gaat het over het verbond met David.
Koning David in Jeruzalem
Toen de koning zijn intrek had genomen in het paleis en de HEER hem rust had gegeven door hem van al zijn vijanden te verlossen,
2 Samuël 7:1 NBV21
David is koning over Israël (2 Samuël 5). Hij heeft de ark van God opgehaald uit Baäla in Juda en naar Jeruzalem gebracht (2 Samuël 6). Het gaat goed met het volk Israël. De Filistijnen zijn verslagen en Jeruzalem is veroverd. Voor het eerst zijn ze in het bezit van het land dat God aan Abraham had beloofd. Het volk groeit en wordt gezegend.
2 Samuël 7 en 1 Kronieken 17
In 2 Samuël 7 en 1 Kronieken 17 gaat het over het verbond van God met David, al wordt het woord verbond niet genoemd. In 2 Samuël 23:5, 2 Kronieken 21:7, Psalm 89 en Psalm 132 wordt wel gesproken over het verbond met David .
Ook maakt de HEERE u bekend dat de HEERE voor ú een huis zal maken.
2 Samuël 7:11b-16 HSV
Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen.
Die zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen.
Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn, wat [wil zeggen]: als hij zich misdraagt, zal Ik hem terechtwijzen met een stok [als] van mensen en met slagen [als] van mensenkinderen.
Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik die deed wijken van Saul, die Ik voor uw [ogen] weggenomen heb.
Uw huis en uw koningschap zullen voor uw [ogen] voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn.
Ik zeg je dat de HEER voor jou een huis zal bouwen:
1 Kronieken 17:10b-14 NBV21
Wanneer je leven voorbij is en je met je voorouders verenigd wordt, zal Ik je laten opvolgen door een van je eigen nakomelingen en hem een bestendig koningschap schenken.
Hij zal voor Mij een huis bouwen, en Ik zal ervoor zorgen dat zijn troon nooit wankelt.
Ik zal een vader voor hem zijn en hij voor Mij een zoon, en Ik zal hem nooit mijn gunst ontnemen zoals je voorganger.
Ik zal hem voor eeuwig aanstellen in mijn huis en in mijn koninkrijk, en zijn troon zal nooit wankelen.”’
Vader/zoon
De woorden Vader en zoon in 2 Samuël 7:14 en 1 Kronieken 17:13 laten iets zien van de relatie tussen God en de nakomelingen van David. Het woord verbond wordt niet genoemd, maar het wijst wel op een verbondssluiting. God zal altijd de Vader zijn van de nakomelingen van David. Hij zal hen terechtwijzen als ze zich misdragen, maar hen nooit Zijn gunst/goedertierenheid of chesed ontnemen.
Huis, nageslacht en een eeuwigdurend koninkrijk
David heeft een plan om een tempel te bouwen voor God. De profeet Nathan reageert eerst positief, wanneer David hierover verteld. Maar in de nacht spreekt de Here God tot Nathan en zegt dat David geen huis voor Hem mag bouwen. Zijn zoon Salomo zal de tempel bouwen.
Het woord huis in dit gedeelte komt van het Hebreeuwse woord bayit. Het kan huis of gebouw betekenen, maar ook familie, nageslacht of dynastie/koninkrijk. David mocht geen huis bouwen voor God, maar Gou zou voor hém een huis bouwen, een huis van nakomelingen.
Voor eeuwig
God belooft David dat uit hem een koninkrijk/koningshuis zal voortkomen wat eeuwig zal bestaan. Drie keer wordt voor eeuwig of ad olam herhaald in het gedeelte in 2 Samuël. Er zal altijd een afstammeling van David op de troon zitten en koning zijn.
Zo, met Gods hulp, is ook mijn koningshuis, want een eeuwig verbond heeft Hij met mij gesloten, nauwkeurig opgesteld en onverbrekelijk. Op zijn hulp kan ik me verlaten, wat mij dierbaar is laat Hij gedijen.
2 Samuël 23:5 NBV21
‘Ik heb met mijn uitverkorene een verbond gesloten, aan mijn dienaar David gezworen:
Psalm 89:4-5 NBV21
Jouw dynastie zal Ik voor eeuwig vestigen, je troon in stand houden, geslacht na geslacht.’ – sela
Jezus, Zoon van David
Bij de zoon van David in 2 Samuël 7 en 1 Kronieken 17 gaat het in eerste instantie over Salomo, de zoon van David die hem opvolgt als koning van Israël. Maar uiteindelijk is Jezus, de Zoon van David de koning voor eeuwig. Hij is de beloofde Messias.
Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham.
Mattheüs 1:1 HSV
‘In Betlehem in Judea,’ zeiden ze tegen hem, ‘want zo staat het geschreven bij de profeet:
Mattheüs 2:5-6 NBV21
“En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.”’
Jezus wordt vaak de ‘Zoon van David’ genoemd. Mattheüs begint zijn evangelie met het geslachtsregister van Jezus Christus. Hij is de langverwachte koning van Israël uit het geslacht van David.
Stille Nacht – Sela
Bronnen
- Uitgelichte afbeelding: YouTube – Biblical Covenants of Go
- StudieBijbel online
- A. Versluis, P. de Vries, M.J Paul – De actualiteit van het Oude Testament, geweld, offers en beloften
- Jaap de Vreugd – Verschillende verbonden
- StudieBijbel Online
- HSV-Studiebijbel
- Handboek bij de Bijbel
- Sleutels tot de Bijbel – David Pawson