Inleiding
De laatste twee lessen Oude Testament bij de ETS gingen over het Bijbelboek Jeremia. Ik heb zoveel nieuwe dingen gehoord en gelezen. Dat past niet in één blog, dus het worden er meer. Dit is de eerste en gaat over de tijd van Jeremia. Na bijna 4 jaar ETS weet ik dat de inhoud beter te begrijpen is, wanneer je ook de achtergronden kent.
INHOUDSOPGAVE
Op 20 april, 10 mei en 20 mei is er een online open dag van de ETS, waarvoor je je nog kunt aanmelden.
De naam Jeremia
De woorden van Jeremia, de zoon van Hilkia, uit de priesters die in Anathoth waren, in het land van Benjamin. (Jeremia 1:1 HSV)
De naam Jeremia betekent waarschijnlijk ‘de Heer verhoogt’, maar kan in het Hebreeuws ook betekenen ‘neerwerpen’. De reden zou kunnen zijn dat hij 40 jaar zegt dat God mensen zal neerwerpen, die Hem niet gehoorzamen en opbouwen de mensen die Hem wel gehoorzamen.
Uit Anatoth
Jeremia werd geboren ongeveer 650 voor Christus, in een priestergezin uit Anatoth. Dit was een klein plaatsje ongeveer vijf kilometer ten noorden van Jeruzalem. Het was een van de plaatsen die Jozua aan de Levieten had gegeven.
Zijn vader Hilkia is waarschijnlijk niet de hogepriester Hilkia die het wetboek heeft ontdekt, want die woonde in Jeruzalem. In Jeremia 20:15 is te lezen dat hij zeer blij was met de geboorte van zijn zoon Jeremia.
Jeremia had veel kennis van de geschiedenis van Israël. Ook aan zijn liturgische schrijfstijl en de verwijzingen naar de Psalmen is te zien dat hij een zoon van een priester is.
Geroepen als profeet
Voordat Ik u in de [moeder]schoot vormde, heb Ik u gekend; voordat u uit de baarmoeder naar buiten kwam, heb Ik u geheiligd. Ik heb u aangesteld tot een profeet voor de volken.
Toen zei ik: Ach Heere HEERE, zie, ik kan niet spreken, want ik ben [nog maar] een jongen. (Jeremia 1:5-6 HSV)
Al voor zijn geboorte heeft God Jeremia apart gezet en op jonge leeftijd riep God hem als profeet voor de volken. Hij mocht niet trouwen en geen kinderen krijgen, omdat kinderen zullen sterven aan dodelijke ziekten en Jeremia daarvoor te bewaren. Jeremia heeft veel moeten lijden, door de boodschap die hij moest brengen. Zelfs zijn eigen familie wilde hem doden.
Nadat Jeruzalem is veroverd en verwoest, krijgt Jeremia van Nebukadnezar de keuze in Juda te blijven, of mee te gaan naar Babel. Hij blijft in Juda, bij de rest die niet is weggevoerd naar Babel. Uiteindelijk nemen zij hem mee naar Egypte, waar hij sterft.
Grote rijken in de tijd van Jeremia

Belangrijke rijken in de tijd van Jeremia waren het Assyrische rijk, Egypte en het Babylonische rijk.
- Het Assyrische rijk (tot 640 v.Chr.)
- Verzwakking van Assyrische macht (640-610 v.Chr.)
- De tijdelijke macht van Egypte (609-605 v.Chr.)
- De Babylonische heerschappij van Nebukadnezar (vanaf 605 v.Chr.)
- De Perzische overwinning (539 v. Chr.)
Koningen van Juda
Zeven koningen hebben geregeerd in Juda, tijdens het leven van Jeremia: Manasse, Ammon, Josia, Joahaz, Jojakim en Zedekia. Jeremia profeteerde vanaf het 13e jaar van koning Josia tot het 11e jaar van koning Zedekia.

Manasse (697 – 642 v. Chr)
Jeremia is geboren tijdens de regering van Manasse, een slechte koning. Manasse liet de profeet Jesaja doormidden zagen in een holle boom.
Ammon (642-640 v. Chr)
Ook Ammon was een slechte koning, die maar drie jaar heeft geregeerd
Josia (640-609 v. Chr)
Het gebeurde nu, toen de koning de woorden van het wetboek hoorde, dat hij zijn kleren scheurde. Toen gaf de koning [de volgende] opdracht aan de priester Hilkia, aan Ahikam, de zoon van Safan, Achbor, de zoon van Michaja, de schrijver Safan, en Asaja, de dienaar van de koning: Ga de HEERE raadplegen, voor mij, voor het volk en voor heel Juda, over de woorden van deze boek[rol] die gevonden is. Want de grimmigheid van de HEERE die tegen ons is ontstoken, is groot, omdat onze vaderen niet geluisterd hebben naar de woorden van deze boek[rol] en niet gehandeld hebben overeenkomstig alles wat voor ons geschreven is.
2 Koningen 22:11-13 HSV
Tijdens de regering van Josia is het wetboek (Deuteronomium) teruggevonden. Josia probeerde het land te hervormen, maar het lukte niet. Hij begon een oorlog tegen Egypte en is toen gedood bij Megiddo.
Joahaz / Sallum (609 v. Chr.)
Na Josia wordt zijn zoon Joahaz koning. Hij wil zich niet aan Egypte onderwerpen en wordt na drie maanden door farao Necho weggevoerd.
Eljakim/ Jojakim (609-598 v. Chr.)
Koning Jojakim laat een groot paleis bouwen voor zichzelf, maar betaald zijn onderdanen niet. Hij is een goddeloze koning en vijandig naar Jeremia. Hij verbrand de rol van Jeremia en probeert hem gevangen te nemen. De profeet Uria, die dezelfde boodschap brengt als Jeremia, wordt gedood.
Jojachin / Chonia / Jechonia (598-597 v. Chr.)
Jojachin heeft drie maanden geregeerd en werd toen door Babel afgezet. In 597 v. Chr. wordt Jeruzalem veroverd. Jojachin, zijn moeder, zijn vrouwen en 10.000 belangrijke burgers worden naar Babel weggevoerd.
Zedekia (597-586 v. Chr.)
Zedekia is ook een slechte koning. Hij kwam in opstand tegen koning Nebukadnezar van Babel, maar werd meegenomen naar Babel. In 587 werd Jeruzalem en de tempel verwoest en het volk weggevoerd.