In de woestijn
In Numeri staat de reis van de Israëlieten door de woestijn beschreven. Het begint bij de berg Sinaï, twee jaar na de vlucht uit Egypte en eindigt in Moab, kort voordat ze het land Kanaän binnengaan.
Op de eerste dag van de tweede maand, in het tweede jaar na de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, richtte de HEER zich in de Sinaiwoestijn tot Mozes. Hij sprak tegen hem in de ontmoetingstent en zei:
Numeri 1:1 NBV21
Tot zover de geboden en regels die de HEER de Israëlieten bij monde van Mozes heeft opgelegd in de vlakte van Moab, aan de Jordaan, ter hoogte van Jericho.
Numeri 36:13 NBV21
Exodus 1 – 18 | van Egypte naar Sinaï | Vertellend | 50 dagen |
Exodus 19 – 40 | bij de Sinaï | Wetgeving | ? |
Leviticus 1 – 27 | bij de Sinaï | Wetgeving | 30 dagen |
Numeri 1:1 – 10:10 | bij de Sinaï | Wetgeving | 19 dagen |
Numeri 10:11 – 12:16 | van Sinaï naar Kades | Vertellend | 11 dagen |
Numeri 13:1 – 20:21 | Kades | Wetgeving | ? |
Numeri 20:22 – 21:35 | van Kades naar Moab | Vertellend | 38 jaar |
Numeri 22:1 – 36:13 | Moab | Wetgeving | 3 maanden, 10 dagen |
Deuteronomium 1 – 34 | Moab | Wetgeving | 5 maanden |
De naam van het boek
- In het Grieks: Arithmoi. Dit is vertaalt: nummering of getallen
- In het Hebreeuws: בְּמִדְבַּר – Bəmīḏbar. Dit betekent ‘in de woestijn‘
De Nederlandse naam Numeri komt van Arithmoi of getallen, wat te maken heeft met de twee tellingen van de Israëlieten in het boek Numeri.
Twee volkstellingen
‘Houd onder heel Israël een telling van alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder. Tel hen hoofdelijk en schrijf hen met naam en toenaam in, geordend naar geslacht en familie en ingedeeld naar de legerafdelingen waartoe ze behoren. Doe dit samen met Aäron.
Numeri 1:2-3 NBV21
De eerste volkstelling werd gehouden toen de Israëlieten vertrokken van de berg Sinaï. Alle mannen van 20 jaar en ouder werden geteld, om te weten hoeveel mannen er waren die konden vechten als het nodig was. Het waren 603.550 mannen. Inclusief vrouwen en kinderen meer dan 2 miljoen. De Levieten werden apart geteld, want zij hoefden toch niet te vechten. Zij ondersteunden de priesters bij de dienst in de tabernakel.
Na de plaag zei de HEER tegen Mozes en Eleazar, de zoon van de priester Aäron:
Numeri 25:19 – 26:2 NBV21
‘Houd onder heel Israël een telling van alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder. Tel hen per familie.’
Onder hen bevond zich niemand van degenen die door Mozes en de priester Aäron waren ingeschreven in de Sinaiwoestijn,
Numeri 26:64-65 NBV21
want de HEER had gezegd dat ze allemaal in de woestijn zouden sterven. Er was niemand van hen overgebleven, behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.
De tweede volkstelling was toen het volk in Moab was, kort voor ze het land Kanaän binnen zouden gaan. De telling van het volk was deze keer nodig voor een eerlijke verdeling van het land. Er werden 601.730 mannen geteld. Het aantal mannen was ongeveer gelijk aan de eerste volkstelling, maar het waren wel bijna allemaal ándere mannen. Alleen Jozua en Kaleb waren nog over, verder was een hele generatie uitgestorven.
Mozes, schrijver van het boek Numeri
Mozes schreef hun vertrekpunten op, van rustplaats tot rustplaats, op bevel van de HEERE. Dit nu zijn hun rustplaatsen, ingedeeld naar hun vertrekpunten.
Numeri 33:2 HSV
Numeri is het vierde boek van Mozes. In hoofdstuk 33 vers 2 wordt Mozes genoemd als schrijver. Ook staat er wel tachtig keer in het boek “God zei tegen Mozes…”
BibleProject Dutch/Nederlands │ Numeri
Thema’s
De thema’s in het boek Numeri zijn:
- De twee volkstellingen
- Het land Kanaän
- De aanwezigheid van God bij het volk Israël
Numeri 1 📜 De eerste volkstelling
Uit elke stam moet iemand die aan het hoofd van een familie staat jullie daarbij behulpzaam zijn.
Numeri 1:4 NBV21
Mozes en Aäron kregen hulp bij de telling: uit elke stam was één man, een familiehoofd die hen hielp.
Numeri 2 📜 De opstelling van de stammen in het tentenkamp en onderweg
In hoofdstuk 2 staat beschreven hoe de stammen van Israël waren opgesteld in het kamp, en als ze weer verder gingen. Het waren vier groepen van drie stammen:
- Issaschar, Juda, Zebulon
- Gad, Ruben, Simeon
- Benjamin, Efraïm, Manasse
- Aser, Dan, Naftali
De tabernakel (of tent van ontmoeting) was altijd in het midden en werd bewaakt door de Levieten. God was aanwezig in de tabernakel en was dus altijd aanwezig in het midden van het volk Israël.
Numeri 3 – 4 📜 De Levieten
Alle mannelijke Levieten van één maand en ouder werden geteld en alle Levieten tussen de 30 en 50 jaar oud werden geteld. De zonen van Aäron zijn de priesters: Eleazar, Itamar en hun nakomelingen. Zijn zonen Nadab en Abihu waren gestorven en hadden geen zonen. De zonen van Levi (de Levieten) waren dienaren van de priesters:
- De nakomelingen van Gerson zijn verantwoordelijk de tabernakel en de kleden van de tabernakel.
- De nakomelingen van Kehat zorgen voor de heilige voorwerpen in het Heilige en in het Allerheiligste: de ark, de tafel, de kandelaar, de altaren en de heilige voorwerpen die bij de dienst gebruikt werkden en het voorhangsel.
- De nakomelingen van Merari zorgen voor de planken, de dwarsbalken, palen en voetstukken van de tabernakel.
- houten en metalen onderdelen (balken, pilaren, voetstukken e.d.) van de tabernakel.
Numeri 5 – 7 📜 Reinheid, nazireeërschap en de priesterzegen
Het hele kamp en het volk zelf moest worden gereinigd, als voorbereiding van de tocht naar het beloofde land. Er waren verschillende wetten:
- mensen die onrein zijn moeten buiten het kamp verblijven
- misdaden moeten openlijk beleden worden en wat gestolen of vernield is moet worden teruggegeven plus 20% extra
- bij verdenking van overspel gebruikt de priester een ritueel om te onderzoeken wat waar is
In hoofdstuk 6 staan regels voor het nazireeërschap. Nazireeërs waren mensen die vrijwillig hun leven een bepaalde periode aan God was toegewijd. Gedurende die periode knipten ze hun haar niet, dronken geen alcohol en raakten ze geen dode aan. Simson, Samuël en Johannes de Doper waren hun leven lang nazireeërs.
De priesters krijgen via Mozes, van God de opdracht de Israëlieten te zegenen. Deze zegen wordt door Joden en door christenen gebruikt.
En de HEERE sprak tot Mozes:
Numeri 6:22-27 HSV
Spreek tot Aäron en zijn zonen en zeg: Zo moet u de Israëlieten zegenen, door tegen hen te zeggen:
De HEERE zegene u en behoede u!
De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig!
De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!
Zo moeten zij Mijn Naam op de Israëlieten leggen; en Ík zal hen zegenen.
Reyer │ Zegen
Numeri 8 – 9 📜 De kandelaar en de wolk- en vuurkolom
God laat via Mozes aan Aäron weten hoe hij de zeven lampen op de kandelaar moesten buiten bij de tabernakel. Het licht moest schijnen op de tafel met toonbroden, zodat het te zien was in het donker.
‘Zeg tegen Aäron dat hij de lampen zo op de kandelaar zet dat het licht van alle zeven lampen naar voren valt.’
Numeri 8:2 NBV21
In hoofdstuk 9 geeft God aan Mozes de opdracht om elk jaar het Pascha te vieren, op de veertiende dag van de eerste maand. De mensen die op dat moment onrein waren, mochten het later vieren.
Het verhaal van de wolk- en vuurkolom vond ik als kind altijd al bijzonder, ik zag het voor me. Overdag bedekte de wolk de tabernakel en ’s avonds leek het een kolom van vuur. Zo kon het volk Israël altijd zien dat God aanwezig was. Als de wolk- en vuurkolom bewoog wisten ze dat ze verder moesten trekken.
Numeri 10 – 12 📜 Van Sinaï naar Kades
Op de twintigste dag van de tweede maand in het tweede jaar verhief de wolk zich van de tabernakel met de verbondstekst
Numeri 10:11-12 NBV21
en trokken de Israëlieten in de voorgeschreven volgorde weg uit de Sinaiwoestijn. De wolk bleef rusten in de woestijn van Paran.
Bijna drie weken na de eerste volkstelling (Numeri 1) vertrekt het volk Israël bij de berg Sinaï. Al snel beginnen ze zich te beklagen over het eten. God beloofde toen een alternatief voor het manna wat ze dagelijks eten. Er kwam een enorme hoeveelheid kwakkels van de zee aangevlogen boven het kamp. Ook klagen ze over het leiderschap van Mozes. Zelfs Aäron en Mirjam verzetten zich tegen het leiderschap van Mozes.
Numeri 13 – 15 📜 De twaalf verspieders
De HEER zei tegen Mozes:
Numeri 13:1-3 NBV21
‘Stuur er een aantal mannen op uit om Kanaän, het land dat Ik de Israëlieten geven zal, te verkennen. Kies daartoe uit elke stam één man, een familiehoofd.’
Mozes deed wat de HEER gebood en stuurde er vanuit de woestijn van Paran mannen op uit, die allen tot de leiders van de Israëlieten behoorden.
De Israëlieten waren aangekomen bij Kades-Barnea, niet ver meer van het beloofde land Kanaän. In Numeri 13:2 herinnert God het volk weer dat Hij dit land aan hen heeft beloofd. Twaalf mannen (verspieders) gaan het land verkennen. Toen ze terug kwamen waren tien van de verspieders erg pessimistisch en vertelden dat het land moeilijk te veroveren is en er reuzen wonen. Twee verkenners: Kaleb en Jozua waren positiever en Kaleb zei dat ze het land wel in bezit konden, omdat de Heer hen goedgezind was.
Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, twee van degenen die het land verkend hadden, scheurden hun kleren
Numeri 14:6-9 NBV21
en zeiden tegen de Israëlieten: ‘Het land dat wij op onze verkenningstocht doorkruist hebben is een buitengewoon goed land,
een land dat overvloeit van melk en honing. Als de HEER ons goedgezind is, zal Hij ons erheen brengen en het ons geven.
Maar verzet u dan niet tegen de HEER en wees niet bang voor de bevolking van het land: die vermorzelen we met gemak. Zij hebben niemand die hen beschermt en wij worden bijgestaan door de HEER . Wees dus niet bang voor hen.’
Het volk was boos en dreigde zelfs Jozua, Kaleb, Mozes en Aäron te stenigen. Maar toen verscheen de Heer in de tabernakel en zei dat Hij het volk met de pest zou treffen en verstoten. Mozes bidt de Heer om vergeving voor het volk. De Heer vergaf hun, maar door hun ongeloof moesten ze veertig jaar door de woestijn trekken en ze zouden het beloofde land niet ingaan. Ze zouden sterven in die veertig jaar en hun kinderen zullen het land in gaan. Jozua en Kaleb waren de enigen die nog leefden na veertig jaar en zij mochten wél het beloofde land in.
De HEERE sprak tot Mozes:
Numeri 15:1-2 HSV
Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen: Wanneer u komt in het land dat Ik u als uw woongebied geef,
Ondanks dat ze het land niet in mochten kreeg het volk diverse wetten in Kades. Deze wetten waren vooral een uitleg van de wetten die ze op de berg Sinaï hebben gehad, maar ze moesten deze wetten hun kinderen leren.
Numeri 16 – 17 📜 Opstand tegen Mozes en Aäron
In Numeri 16 lezen we over de opstand tegen Mozes, door Korach, Datan en Abiram. Uiteindelijk verdwijnen Korach, Datan en Abiram en hun gezinnen in de aardbodem. Kort daarna klaagt het volk Mozes en Aäron aan. God begint met zijn oordeel over het volk, maar omdat Mozes en Aäron bidden voor het volk wordt de rest gespaard.
Numeri 18 – 20 📜 Priesters, Levieten, reiniging en de dood van Mirjam
Het volk heeft middelaars nodig tussen hen en God, omdat ze zo vaak de fout in gaan, dat blijkt wel uit de vorige hoofdstukken. In hoofdstuk 18 staan de taken van de priesters en Levieten en hun inkomsten. Hoofdstuk 19 gaat over het reinigingsritueel wat met moest ondergaan na het contact met een dode. In hoofdstuk 20 lezen we over de dood van Mirjam. Over de fout die Mozes en Aäron maken bij het water van Meriba en over de Edomieten die de Israëlieten niet door hun land laten reizen.
Numeri 20:22 – 21:35 📜 Van Kades naar Moab
Nadat ze Kades verlaten hadden, kwamen de Israëlieten, het hele volk, bij de Hor, een berg aan de grens van Edom.
Numeri 20:22-23a NBV21
Van Kades komen de Israeliëlieten aan bij de berg Hor. Daar is Aäron gestorven en volgde zijn zoon Eleazar volgde hem op als priester. Onderweg naar Moab verslaan de Israëlieten de Kanaänieten bij Horma, Sichon, de koning van de Amorieten en Og, de koning van Basan.
Numeri 22 – 24 📜 In Moab │ Balak en Bileam
Ze vielen Moab niet aan, maar trokken eromheen. Balak, de koning van Moab had gehoord van hun overwinningen en was bang voor het volk Israël. Hij vroeg een waarzegger uit Syrië, Bileam om het volk Israël te vervloeken, zodat hij hen kon verslaan. Bileam mag alleen zeggen wat God tot hem spreekt. Een engel maakt hem duidelijk door de ezelin van Bileam te stoppen, dat hij niets mag zeggen zonder zijn toestemming. Het plan van Balak om Israël te vervloeken mislukt. In plaats van Israël te vervloeken, spreekt Bileam drie keer een zegen uit over het volk.
Balaam │ Don Francisco
Numeri 25 📜 Vereren van de god Baäl
Toen de Israëlieten in Sittim verbleven, begonnen ze zich in te laten met Moabitische vrouwen.
Numeri 26:1-3 NBV21
Deze vrouwen nodigden hen uit voor de offerplechtigheden ter ere van hun goden, en het volk at van de offers en boog zich voor die goden neer.
Zo gaf Israël zich af met de Baäl van de Peor. Daarom ontstak de HEER in woede tegen Israël.
Het verhaal van de ezel en de zegen van Bileam krijgt een vreselijk vervolg. Bileam brengt de Moabieten op het idee om de mannen van Israël te verleiden door de Moabitische/Midianitische vrouwen. Ze deden mee met de offermaaltijden, aanbaden hun afgoden en het volk Israël vereerde Baäl, de god van Peor. Hiermee overtraden zij het eerste gebod ‘Vereer naast Mij geen andere goden‘ en daar stond zelfs de doodstraf op volgens Deuteronomium 13. De toorn van God hierover was groot. Mozes moest alle familiehoofden die dit hebben toegelaten doden en er kwam een plaag onder het volk waardoor heel veel mensen stierven. Hiermee stierven de laatste mensen van de oude generatie, wat voorspeld was in Numeri 14.
Numeri 26 📜 De tweede volkstelling
In hoofdstuk 1 lezen we over de eerste volkstelling. Hier wordt het volk voor de tweede keer geteld, om het land Kanaän, waar ze gaan wonen, eerlijk te verdelen over de stammen.
Numeri 27 – 30 📜 Wetten voor het land
Na de volkstelling krijgen de Israëlieten wetten voor de verdeling van het land over de stammen, het erfrecht voor vrouwen, de offers, voor het vieren van de feesten en over de geloften die gehouden moeten worden.
Numeri 31 📜 Strijd tegen Midian
en ze brachten zowel de gevangenen als de buitgemaakte goederen naar Mozes, de priester Eleazar en het volk van Israël, naar het kamp in de vlakte van Moab, aan de Jordaan, ter hoogte van Jericho.
Numeri 31:12 NBV21
De Israëlieten waren in de velden van Moab, aan de Jordaan, ter hoogte van Jericho. Ze waren dus dichtbij het Beloofde Land Kanaän. Voordat ze het land ingaan moeten ze eerst strijden tegen Midian. Omdat de Moabitische/Midianitische vrouwen hen hadden verleid tot afgoderij met Baäl. Het is de laatste strijd onder leiding van Mozes. Álle Midianieten moeten worden gedood, alleen vrouwen die nog maagd zijn mogen in leven blijven.
Numeri 32 – 36 📜 Verdeling van het Beloofde Land
De stammen Ruben en Gad vragen Mozes of zij in het (gras)land ten oosten van de Jordaan mogen wonen, omdat dit geschikt was voor hun dieren. Dit gebied hoort niet bij het Beloofde Land. Mozes schrikt en verwijt hen dezelfde fout te maken als de tien verspieders. Maar als blijkt dat Ruben en Gad wel mee zullen strijden, gaat Mozes akkoord. Ook een deel van de stam van Manasse gaat wonen ten oosten van de Jordaan.
Die dag sloot de HEER een verbond met Abram. ‘Dit land,’ zei Hij, ‘geef Ik aan jouw nakomelingen, van de rivier van Egypte tot aan de grote rivier de Eufraat:
Genesis 15:18 NBV21
De grenzen in hoofdstuk 34 zijn die van het Beloofde Land, wat God aan Abraham had beloofd. Na het sterven van Mozes zullen ze onder leiding van Jozua het land binnengaan. De Israëlieten hebben dit gebied nooit helemaal in bezit genomen. In de tijd van koning David en koning Salomo was het Beloofde Land in hun bezit, maar nooit zijn alle Kanaänieten verdreven uit het land.
Genesis 15:18-19 | Belofte van God aan Abraham | Die dag sloot de HEER een verbond met Abram. ‘Dit land,’ zei Hij, ‘geef Ik aan jouw nakomelingen, van de rivier van Egypte tot aan de grote rivier de Eufraat: het gebied van de Kenieten, Kenizzieten en Kadmonieten, de Hethieten, Perizzieten en Refaïeten, de Amorieten, Kanaänieten, Girgasieten en Jebusieten.’ |
Exodus 23:31 | De Kanaänieten moeten nog door de Israëlieten worden verdreven | Ik zal jullie een gebied geven dat zich uitstrekt van de Rode Zee tot aan de zee waaraan de Filistijnen wonen, en van de woestijn tot aan de Eufraat. De bewoners van dat hele gebied geef Ik in jullie macht, en jullie zullen hen verdrijven. |
Numeri 34:1-12 | De concrete grenzen van Kanaän | De HEER zei tegen Mozes: ‘Deel de Israëlieten het volgende mee: “Wanneer jullie in Kanaän zijn aangekomen, zullen dit de grenzen zijn van het grondgebied dat jullie toevalt: Jullie zuidgrens loopt vanaf de woestijn van Sin langs het gebied van Edom, en begint dus bij de uiterste zuidoostpunt van de Zoutzee. Hij loopt in een bocht zuidelijk om de Schorpioenenpas heen, gaat dan verder naar Sin, loopt vervolgens rechtstreeks naar een punt ten zuiden van Kades-Barnea, en gaat via Chasar-Addar verder naar Asmon. Bij Asmon buigt de grens af naar de wadi die de grens met Egypte vormt, en van daar loopt hij rechtstreeks naar de zee. De westgrens wordt gevormd door de Grote Zee; houd dat als westgrens aan. Jullie noordgrens loopt als volgt: Trek een lijn van de Grote Zee naar de Hor, en trek van deze berg een lijn naar Lebo-Hamat. De grens loopt daarna rechtstreeks naar Sedad, vervolgens naar Zifron, en eindigt bij Chasar-Enan. Houd dit als noordgrens aan. Voor de grens in het oosten moeten jullie een lijn trekken van Chasar-Enan naar Sefam. Van Sefam loopt de grens naar beneden, naar Haribla, ten oosten van Aïn, vervolgens gaat hij verder omlaag en loopt hij vlak langs de bergketen ten oosten van het Meer van Kinneret. Daarna loopt hij nog verder omlaag, volgt de Jordaan en komt uit bij de Zoutzee. Dat zijn de grenzen van het land dat voor jullie bestemd is.”’ |
Jozua 1:1-4 | Jozua moet het volk Israël naar het Beloofde Land leiden | Na de dood van Mozes, de dienaar van de HEER , zei de HEER tegen Jozua, de zoon van Nun en de rechterhand van Mozes: ‘Nu mijn dienaar Mozes is gestorven, moet jij je gereedmaken om met heel dit volk de Jordaan over te trekken en het land binnen te gaan dat Ik het volk van Israël zal geven. Elk stuk grond dat jullie zullen betreden geef Ik jullie, zoals Ik Mozes heb beloofd. Jullie gebied zal zich uitstrekken van de woestijn tot aan de Libanon, en van de grote rivier, de Eufraat, met het land van de Hethieten, tot aan de Grote Zee in het westen. |
Ezechiël 47:15-20 | Visioen van Ezechiël | Dit zijn de grenzen van het land. Aan de noordkant: van de Grote Zee, over de weg naar Chetlon tot men komt bij Sedad, langs Hamat, Berota en Sibraïm, dat tussen de gebieden van Damascus en Hamat ligt, naar Chaser-Hattichon, aan de grens van Hauran. De grens loopt dus van de zee naar Chasar-Enon, op de grens met Damascus; ten noorden ligt het gebied van Hamat. Dat is de noordgrens. Aan de oostkant loopt de grens tussen Hauran en Damascus, tussen Gilead en het land van Israël, langs de Jordaan tot aan de Oostelijke Zee, en verder tot Tamar. Dat is de oostgrens. Aan de zuidkant loopt de grens van Tamar tot aan het water bij Meribat-Kades, en dan langs de wadi naar de Grote Zee. Dat is de zuidgrens. En aan de westkant wordt de grens gevormd door de Grote Zee, vanaf de zuidgrens tot het punt ter hoogte van Lebo-Hamat. Dat is de westgrens. |
1 Koningen 8:65 | Zo vierde Salomo bij die gelegenheid feest ten overstaan van de HEER , onze God, samen met de Israëlieten, die in groten getale bijeen waren gekomen uit het hele land, vanaf Lebo-Hamat tot aan de wadi die de grens met Egypte vormt. Het feest duurde zeven dagen en nog eens zeven, samen veertien dagen. |
De stam van Ruben en Gad en de halve stam van Manasse hadden hun gebied (ten oosten van de Jordaan, buiten Kanaän) al ontvangen. Het land Kanaän wordt over de rest van de stammen verdeeld door het lot.
Levieten kregen geen eigen grondgebied. Ze mogen wonen op het gebied van de andere stammen. Daarvoor krijgen ze 48 steden toegewezen, Levietensteden genoemd. Zes van deze steden werden vrijsteden. Daarheen kon iemand vluchten die een onopzettelijk een ander had gedood. Daar was hij veilig tot zijn rechtszaak, en daarna als hij werd vrijgesproken.
In Numeri 36 wordt een aanvullende regel beschreven over het erfrecht van de dochters van Zelafead. Zij moeten trouwen met mannen uit dezelfde stam, zodat het gebied in de toekomst eigendom van dezelfde stam blijft.
Numeri en het Nieuwe Testament
Paulus schrijft in de eerste brief aan Korinthe dat de geschiedenis van het volk Israël zijn beschreven als waarschuwing om niet dezelfde zonden te begaan als de Israëlieten.
Dit alles strekt ons tot voorbeeld: wij moeten niet uit zijn op het kwade, zoals zij.
1 Korinthe 10:6 NBV21
De schrijver van de Hebreeënbrief verwijst ook naar de reis van de Israëlieten door de woestijn en waarschuwt voor afvalligheid van God en verleiding door zonde.
wees dan niet halsstarrig, als tijdens de opstand, ten tijde van de beproeving in de woestijn,
Hebreeën 3:8-10 NBV21
waar jullie voorouders Mij op de proef stelden en tartten, al hadden ze mijn daden gezien,
veertig jaar lang.
Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van u door een kwaadwillig, ongelovig hart afvallig wordt van de levende God,
Hebreeën 3:12 NBV21
maar wijs elkaar terecht, elke dag dat dit ‘vandaag’ nog geldt, opdat niemand van u door zonde verleid wordt en daardoor halsstarrig wordt
Judas noemt in zijn brief Bileam en Korach. Bileam profeteerde om geld en hij bracht de Moabitische vrouwen op het idee om de Israëlitische mannen te verleiden tot afgoderij. Korach had last van geldzucht kwam in opstand tegen Mozes en Aäron.
Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van u door een kwaadwillig, ongelovig hart afvallig wordt van de levende God,
Hebreeën 3:12 NBV21
maar wijs elkaar terecht, elke dag dat dit ‘vandaag’ nog geldt, opdat niemand van u door zonde verleid wordt en daardoor halsstarrig wordt
Wee hun! Ze gaan de weg van Kaïn, net als Bileam geven ze zich voor geld over aan bedrog, en net als Korach gaan ze aan hun opstandigheid ten onder.
Judas 1:11 NBV21
Bronnen
- Uitgelichte afbeelding: BibleProject
- StudieBijbel online
- HSV-Studiebijbel
- Evangelisch College – Rondreis door de Bijbel
- Bill T. Arnold en Bryan E. Beyer – In ontmoeting met het Oude Testament
- Pat en David Alexander – Handboek bij de Bijbel
- David Pawson – Sleutels tot de Bijbel
- Samenvatting ETS, OT 2018-1019 les 5
- Jeffrey Geoghegan, Michael Homan│De Bijbel voor Dummies
Dankjewel
Graag gedaan en leuk dat je het de moeite waard vond om te lezen.
Het helpt me in ieder geval om het in mijn hoofd te krijgen.
Mooi om dit leerzame blog te lezen.