Het Mattheüs evangelie

Mattheus

In het evangelie zelf wordt Mattheüs niet genoemd als auteur. Wel in het opschrift, maar dat kan later zijn toegevoegd. Maar al in de vroege kerkgeschiedenis ging men ervan uit dat Mattheüs dit evangelie heeft geschreven. Kerkvader Irenaeus (ca. 175-195) schrijft hierover: “Mattheüs maakte zijn evangelie bij de Hebreeën en schreef in hun eigen taal”.

Mattheüs was een tollenaar, die geroepen werd door Jezus. In hoofdstuk 10 wordt hij dan ook genoemd in het rijtje van de twaalf apostelen van Jezus. In Lucas 5:27 wordt hij Levi genoemd en in Markus 2:14 lezen we dat hij een zoon was van Alfeüs en woonde in Kapernaüm.

Nadat Mattheüs Jezus ging volgen, gaf hij in zijn huis een feestmaaltijd voor Jezus en een groot aantal tollenaars.

Toen Jezus van daar verderging, zag Hij bij het tolhuis een man zitten die Matteüs heette, en Hij zei tegen hem: ‘Volg Mij.’ Hij stond op en volgde Hem.
Toen Hij in zijn huis aanlag voor de maaltijd, kwam er ook een groot aantal tollenaars en zondaars, die samen met Hem en zijn leerlingen aan de maaltijd deelnamen.

Matteüs 9:9-10 NBV21

Hij richtte in zijn huis een groot feestmaal voor Hem aan, waarbij een groot aantal tollenaars en anderen samen met Jezus aanlagen.

Lucas 5:29 NBV21

Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes,
Filippus en Bartolomeüs, Tomas en de tollenaar Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs,
Simon Kananeüs en ten slotte Judas Iskariot, die Hem zou uitleveren.

Matteüs 10:2-4 NBV21

Het evangelie van Mattheüs is in ieder geval geschreven in de eerste eeuw. Uit citaten uit de vroege kerkgeschiedenis is af te leiden dat het waarschijnlijk eind jaren 50, begin 60 is geschreven. Kerkvader Irenaeus schrijft bijvoorbeeld dat Mattheüs zijn evangelie schreef toen Petrus en Paulus in Rome waren, waar zij het evangelie verkondigden en de gemeente vestigden.

Overzicht van de afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham.

Matteüs 1:1 NBV21

Mattheüs schreef zijn evangelie voor Joden en heidenen. Zijn evangelie begint met het geslachtsregister van Jezus, waar hij meteen duidelijk maakt dat Jezus de Messias is. Mattheüs was zelf Jood en christen en hij wilde de Joden aantonen dat Jezus de Messias was die zij al zolang verwachtten,

  • ‘Christus’ betekent Messias
  • ‘Zoon van David’ geeft aan dat Hij de gezalfde Koning is die uit David zou voortkomen
  • Abraham vormde het begin van het volk van God en Jezus als ‘zoon van Abraham’ is de vervulling hiervan

Mattheüs citeert veel uit het Oude Testament. De Joden verwachtten een Messias die een politiek leider zou zijn, die hen zou bevrijden van de Romeinse onderdrukking, maar Mattheüs schrijft wat Jezus leerde over het koninkrijk van God. Hij noemt het ‘koninkrijk van de hemel’ 34 keer. Mattheüs schreef zijn evangelie in het Hebreeuws en daarna is onder andere het vertaald in het Grieks.

Mattheüs schreef zijn evangelie ook voor de heidenen. In het geslachtsregister van Jezus worden Ruth en Rachab genoemd, beide heidense vrouwen.

Er zijn meerdere manieren om dit evangelie in te delen, onder andere in twee of in vijf delen.

In 2 delen:

Mattheüs gebruikt twee keer de zin: ‘vanaf dat moment’ of ‘vanaf die tijd. De eerste keer bij de start van Jezus’ bediening en de tweede keer als Jezus op weg is naar Jeruzalem.

Jezus’ bediening in Galilea

Vanaf dat moment begon Jezus zijn verkondiging. ‘Kom tot inkeer,’ zei Hij, ‘want het koninkrijk van de hemel is nabij!’

Matteüs 4:17 NBV21

Op weg naar Jeruzalem

Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, en dat Hij gedood zou worden, maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt.

Matteüs 16:21 NBV21

Vijf redevoeringen:

Het evangelie van Mattheüs heeft een duidelijke structuur. Het heeft vijf redevoeringen waarvan vier worden gevolgd met een verhaal over wat Jezus deed. De vijf redevoeringen gaan allemaal over het Koninkrijk van God.

RedeTekstOnderwijs van Jezus over het Koninkrijk van God
Bergrede hoofdstuk 5-7Hoe behoren gelovigen zich te gedragen als burgers van het Koninkrijk
Zendingsrede / Uitzendingsredehoofdstuk 9:35-10:42Hoe behoren rondtrekkende discipelen zich te gedragen op zendingsreizen
Gelijkenisrede, de verborgen groei van het koninkrijkhoofdstuk 13:1-53Door gelijkenissen maakt Jezus duidelijk wat te verwachten als het Koninkrijk wordt uitgebreid
Kerkrede / Gemeenschapsrede hoofstuk 18:1-35Onderwijs over onderlinge relaties tussen mensen in een plaatselijke gemeente
Toekomstrede / Eindtijdredehoofdstuk 24 en 25Onderwijs over de toekomst. Wanneer komt Jezus terug?

De vijf redevoeringen worden ook wel gezien als een verwijzing naar de ‘wet van Mozes’, de Pentateuch (Genesis-Deuteronomium).

Het geslachtsregister, de aankondiging van, en de geboorte van Jezus. Jezus werd geboren in de tijd van de regering van koning Herodes.

Ik doop jullie met water als teken van jullie inkeer, maar na mij komt iemand die machtiger is dan ik; ik ben het zelfs niet waard om zijn sandalen voor Hem te dragen. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur;

Matteüs 3:11 NBV21

Tussen het tweede en het derde hoofdstuk ligt ongeveer dertig jaar. Johannes predikt in de woestijn van Judea een boodschap van bekering en hij doopte mensen in de rivier de Jordaan. Hij wijst de mensen op Jezus als hij zegt: “maar na mij komt iemand die machtiger is dan ik;” Vanaf daar gaat de aandacht meer uit naar Jezus.

Jezus ging de berg op en onderwees de basisregels van het koninkrijk van God.

  • De negen zaligsprekingen
  • Jezus en het Koninkrijk zijn de vervulling van de wet van Mozes
  • Gebed
  • Waarschuwing voor valse profeten

Jezus onderwijst en laat zien dat het koninkrijk van God is gekomen, door genezingen en wonderen.

Jezus gaf Zijn twaalf discipelen de macht om onreine geesten uit te drijven, en om iedere ziekte en elke kwaal te genezen. De autoriteit van Jezus (hoofdstuk 8 en 9) wordt doorgegeven aan de discipelen.

Johannes zat in de gevangenis en kreeg twijfels over wie Jezus was. Het volk en de steden van Galilea wilden zich niet bekeren. De Farizeeën beschuldigden Jezus ervan de sabbat niet te houden.

De leerlingen kwamen naar Hem toe en vroegen: ‘Waarom spreekt U in gelijkenissen tot hen?’
Hij antwoordde: ‘Het is jullie gegeven de geheimen van het koninkrijk van de hemel te kennen, maar hun niet.
Want wie heeft, hem zal nog meer gegeven worden, en wel in overvloed; maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen.
Dit is de reden waarom Ik in gelijkenissen tot hen spreek: omdat zij ziende blind en horende doof zijn en niets begrijpen.

Matteüs 13:10-13 NBV21

Jezus vertelt diverse gelijkenissen over het Koninkrijk. De geheimen van het Koninkrijk worden aan de discipelen geopenbaard, niet aan de menigte die er toch niet in geïnteresseerd is.

Johannes de Doper wordt onthoofd. Twee keer geeft Jezus veel mensen te eten (wonderbaarlijke spijziging) en geneest vele zieken. Verheerlijking op de berg.

Jezus onderwijst zijn discipelen over de kenmerken van het leven in de gemeente van het Koninkrijk. Het eerste gedeelte gaat over nederigheid: wie ‘groot’ (belangrijk) wil zijn in het koninkrijk moet ‘klein’ worden (zich vernederen) en de ‘kleinen’ eren. Het tweede gedeelte gaat in op de noodzaak en vanzelfsprekendheid elkaar te vergeven op
grond van de veel grotere vergeving die de gelovige zelf van God ontvangen heeft.

Jezus vertrok van Galilea, over de Jordaan, naar Judea.

Terwijl Jezus met zijn discipelen zit op de Olijfberg, stellen ze Hem vragen over de eindtijd en de terugkomst van Jezus.

In hoofdstuk 26 en 27 beschrijft Mattheüs de laatste dagen van Jezus een in hoofdstuk 28 lezen we over de opstanding van Jezus uit de dood.

Toen Jezus in het gebied van Caesarea Filippi kwam, vroeg Hij zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’
Ze antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’
Toen vroeg Hij hun: ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’
‘U bent de messias, de Zoon van de levende God,’ antwoordde Simon Petrus.

Matteüs 16:13-16 NBV21

Jezus vroeg de discipelen wie de Mensenzoon is. Eerst vroeg Hij hen wat andere mensen zeggen. Uit de antwoorden blijkt de Messiaanse verwachting van de Joden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’ Dan vraagt Jezus wie de discipelen denken dat Hij is. Petrus antwoord dan namens de discipelen: ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God.’ Dit was een keerpunt in het evangelie, Jezus werd erkend als de Messias.

Opwekking 839 – Aanbid Hem – CD44

Bronnen

Reacties zijn welkom