De brief van Judas
Het is de kortste brief in de Bijbel. De brief is geschreven door Judas, een broer van Jakobus en Jezus. Het is een onbekende brief, maar wel heel boeiend. Er staan bijzondere dingen in, zoals de woordenwisseling tussen aartsengel Michaël en de duivel over het lichaam van Mozes. Het is scherp als het gaat over dwaalleraars.
Wie de ontvangers van de brief waren of waar ze woonden is niet bekend, maar het waren christenen uit de Joden en heiden christenen die bekend waren met de Joodse overleveringen. Dat is af te leiden uit het feit dat er veel geciteerd wordt uit de Joodse geschriften.
De brief van Judas lijkt veel op hoofdstuk 2 van de tweede brief van Petrus. Waarschijnlijk zijn beide brieven geschreven tussen 60 en 80 na Christus.
BibleProject – Jude
Indeling
1 en 2 | Groet | |
3 en 4 | Aanleiding van de brief | |
5-16 | Dwaalleraars | |
5-7 | Oordelen in de geschiedenis | |
8-13 | Karakter van de dwaalleraars | |
14-16 | Oordeel over de dwaalleraars | |
17-23 | Oproep om vol te houden | |
24 en 25 | Slot en lofprijzing |
Groet
Vers 1 Judas, een dienstknecht van Jezus Christus en broer van Jakobus, aan de geroepenen, die door God de Vader zijn geheiligd en die [door] Jezus Christus worden bewaard:
Judas│HSV
Vers 2 mogen barmhartigheid en vrede en liefde [voor u] vermeerderd worden.
Deze brief is geschreven door Judas, een broer van Jezus en Jakobus. Ze worden genoemd in Mattheüs 13 en Markus 6. “Is Dit niet de Zoon van de timmerman? En heet Zijn moeder niet Maria, en Zijn broers Jakobus en Joses, en Simon en Judas?” (Mattheüs 13:55 HSV)
Aanleiding van de brief
Vers 3 Geliefden, toen ik mij er met alle inzet toe zette u te schrijven over de gemeenschappelijke zaligheid, werd ik genoodzaakt u te schrijven met de aansporing om te strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is.
Judas│HSV
Vers 4 Want er zijn sommige mensen binnengeslopen, die tot dit oordeel al lang tevoren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade van onze God veranderen in losbandigheid, en [die] de enige Heerser, God en onze Heere Jezus Christus, verloochenen.
Judas wilde schrijven over zaligheid, maar toen hij hoorde over dwaalleraars die de gemeente waren binnengeslopen werd het een andere brief. Hij waarschuwt de christenen, om zich aan de waarheid te houden over Jezus Christus.
Drie oordelen in de geschiedenis
Vers 5 Maar ik wil u eraan herinneren – u weet dit eens en voorgoed – dat de Heere, nadat Hij het volk uit het land Egypte verlost had, vervolgens hen die niet geloofden, te gronde heeft gericht.
Judas│HSV
Vers 6 En de engelen die hun oorspronkelijke staat niet hebben bewaard, maar hun eigen woonplaats verlaten hebben, heeft Hij voor het oordeel van de grote dag met eeuwige boeien in de duisternis in [verzekerde] bewaring gesteld.
Vers 7 Evenzo [is het met] Sodom en Gomorra, en de steden eromheen, die op dezelfde wijze als zij hoererij bedreven hebben en ander vlees achterna zijn gegaan. Zij liggen [daar] als een [waarschuwend] voorbeeld, doordat zij de straf van het eeuwige vuur ondergaan.
Judas herinnert de lezers aan drie oordelen uit de geschiedenis en wijst erop dat de dwaalleraars ook zo geoordeeld zullen worden.
- God heeft het volk Israël geleid uit Egypte, maar vanwege hun zonden kwam niemand van hen, uitgezonderd Jozua en Kaleb het beloofde land binnen.
- Engelen die tegen God in opstand kwamen heeft Hij geboeid tot de dag van het oordeel.
- De steden Sodom en Gomorra zijn verbrand.
Karakter van de dwaalleraars
Vers 8 Niettemin bezoedelen deze dromers ook nu op dezelfde wijze hun lichaam en zij verwerpen het gezag en lasteren al wat eer toekomt.
Judas│HSV
Vers 9 Michaël, de aartsengel, echter durfde, toen hij met de duivel redetwistte en een woordenwisseling had over het lichaam van Mozes, geen oordeel van lastering tegen [hem] uit te brengen, maar zei: Moge de Heere u bestraffen!
Vers 10 Maar deze [mensen] lasteren alles waarvan zij geen kennis hebben, en met de dingen die zij, net als de redeloze dieren, van nature wel begrijpen, richten zij zichzelf te gronde.
De dwaalleraars laten zich misleiden door subjectieve ervaringen en gebruiken dit voor hun losbandig gedrag.
In Deuteronomium 23:6 staat dat niemand het graf van Mozes ooit heeft gevonden. Judas verwijst hier naar een Joods geschrift wat bekend was bij de lezers van de brief, ‘de hemelvaart van Mozes’. Daarin staat dat God de aartsengel Michaël een spade heeft gestuurd om het lichaam van Mozes te begraven, maar de duivel stond daar al en zei dat het lichaam van hem was. Michaël oordeelde de duivel niet, maar liet dat oordeel aan God.
De dwaalleraars lasterden alles waar zij geen kennis van hebben, namelijk de ware leer over Jezus Christus. Ze dachten door hun subjectieve ervaringen dat er op los konden leven, maar volgens Judas leefden ze als dieren zonder verstand.
Vers 11 Wee hun, want zij zijn de weg van Kaïn ingeslagen en hebben zich om loon in de dwaling van Bileam gestort en zijn door het tegenspreken [als] van Korach omgekomen.
Judas│HSV
Vers 12 Deze [mensen] zijn schandvlekken bij uw liefdemaaltijden. Als zij met u de maaltijd gebruiken, doen zij zichzelf onbeschroomd te goed. Zij zijn wolken zonder water, die door de winden heen en weer gedreven worden. Zij zijn als bomen in de late herfst, zonder vrucht, tweemaal gestorven [en] ontworteld.
Vers 13 [Zij zijn] wilde golven van de zee, die hun eigen schanddaden opschuimen, dwaalsterren, voor wie de diepste duisternis tot in eeuwigheid bewaard wordt.
Judas vergelijkt de dwaalleraars met Kaïn, Bileam en Korach, die het oordeel van God over zich afriepen. Ze doen mee met liefdemaaltijden, maar zorgen alleen voor zichzelf. Net als in 2 Petrus 2:17-18 noemt Judas hen wolken zonder water, bomen zonder vrucht, wilde golven van de zee en dwaalsterren.
Oordeel over de dwaalleraars
Vers 14 Ook over hen heeft Henoch, de zevende vanaf Adam, geprofeteerd, toen hij zei: Zie, de Heere is gekomen met Zijn tienduizenden heiligen,
Judas│HSV
Vers 15 om over allen het oordeel te vellen en alle goddelozen onder hen terecht te wijzen voor al hun goddeloze daden, die zij op goddeloze wijze bedreven hebben, en voor al de harde [woorden] die zij, goddeloze zondaars, tegen Hem gesproken hebben.
Vers 16 Zij zijn het die morren, die klagen over hun lot, die naar hun [eigen] begeerten wandelen. Hun mond spreekt hoogdravende woorden, terwijl zij mensen naar de ogen zien ter wille van voordeel.
Hier citeert Judas uit het apocriefe boek Henoch, wat bekend was bij de lezers zijn brief. Hij bevestigd hiermee het oordeel over de dwaalleraars, die de waarheid over Jezus Christus verdraaien.
Oproep aan de gelovigen
Vers 17 Maar u, geliefden, herinnert u zich de woorden die voorzegd zijn door de apostelen van onze Heere Jezus Christus,
Judas│HSV
Vers 18 dat zij u gezegd hebben dat er in de laatste tijd spotters zullen zijn, die naar hun eigen goddeloze begeerten wandelen.
Vers 19 Zij zijn het die scheuringen veroorzaken, natuurlijke [mensen], die de Geest niet hebben.
Vers 20 Maar u, geliefden, bouwt u uzelf op in uw allerheiligst geloof en bid in de Heilige Geest,
Vers 21 bewaar uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heere Jezus Christus, tot het eeuwige leven.
Vers 22 En ontferm u over sommigen, en ga [daarbij] met onderscheid te werk.
Vers 23 Red anderen echter met vrees, en ruk hen uit het vuur. U moet ook haten het [onder]kleed dat door het vlees bevlekt is.
Na alles wat Judas heeft geschreven over de dwaalleraars, richt hij zich nu tot de gelovigen, de lezers van de brief. Hij herinnert hen eraan dat de apostelen én Jezus al hebben gewaarschuwd voor spotters en dwaalleraars. Ze kunnen zichzelf hiertegen beschermen door volwassen te worden in geloof, de leiding van de Heilige Geest en liefde voor elkaar.
De gelovigen moeten zich ontfermen over anderen, waarbij Judas verschillende groepen mensen onderscheidt. David Pawson noemt drie categorieën mensen:
- Mensen die geestelijk niet zeker van hun zaak zijn. Zwakkeren, die makkelijk te beïnvloeden zijn. Met deze mensen moeten de gelovigen, in liefde, het gesprek aangaan. Want een scherpe veroordeling zou hen nog meer de kant van de dwaalleraars op laten gaan.
- Mensen die in dodelijk gevaar verkeren. Zij zijn al zover afgedwaald, dat ze al een dodelijk risico lopen doordat ze in de nieuwe ideeën van de dwaalleraars zijn gaan geloven. Zij moeten zo snel mogelijk ‘uit het vuur gerukt worden’ zegt Judas.
- Mensen die moreel besmet zijn. Zij zijn al besmet en de gelovigen moeten goed oppassen om niet door hen besmet te worden.
Slot en lofprijzing
Vers 24 Aan Hem nu Die bij machte is u voor struikelen te bewaren, en u smetteloos te stellen voor Zijn heerlijkheid, in grote vreugde,
Judas│HSV
Vers 25 de alleenwijze God, onze Zaligmaker, [zij] heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, nu en in alle eeuwigheid. Amen.
De brief eindigt met een lofprijzing. God kan de gelovigen bewaren voor struikelen. Judas bedoelt met struikelen, het vallen in zonde en dwaling en het meegezogen worden door dwaalleraars en hun leer. De laatste zin is een bemoediging, God Die alles weet, onze Zaligmaker, heeft alles, altijd in Zijn hand.