INHOUDSOPGAVE
In het begin
Genesis is het eerste boek in de bijbel. De naam van het boek betekent ‘in het begin’, wat komt van het Hebreeuwse ‘bere’sjit’. Dit zijn ook de eerste woorden van het boek.
In het begin schiep God de hemel en de aarde.
Genesis 1:1 NBV21
Indeling
In de Hebreeuwse bijbel is het boek Genesis in te delen door het Hebreeuwse ‘eelleh tooledoot’. Ieder nieuw gedeelte begint hiermee. ‘Eelleh tooledoot’ is in het Nederlands te vertalen met:
- ‘Dit is de geschiedenis van…’ (NBV21)
- ‘Dit is de lijst van de nakomelingen van…’ (NBV21)
- ‘Dit zijn de nakomelingen van…’ (NBV21)
- ‘Dit is wat voortkwam…’ (HSV)
- ‘Dit is het boek van de afstammelingen van…’ (HSV)
- ‘Dit zijn de afstammelingen van…’ (HSV)
Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, zo werden ze geschapen. In de tijd dat de HEER God aarde en hemel maakte,
Genesis 2:4 NBV21
Dit is de lijst van Adams nakomelingen. Toen God Adam schiep, maakte Hij hem zo dat hij leek op God.
Genesis 5:1 NBV21
Dit is de geschiedenis van Noach en zijn nakomelingen. Noach was een rechtschapen man; hij was in zijn tijd de enige die een onberispelijk leven leidde, in verbondenheid met God.
Genesis 6:9 NBV21
Dit zijn de nakomelingen van Sem, Cham en Jafet, de zonen van Noach; na de zondvloed kregen zij zonen.
Genesis 10:1 NBV21
Dit zijn de nakomelingen van Sem. Toen Sem 100 jaar oud was, verwekte hij Arpachsad, twee jaar na de zondvloed.
Gensis 11:10 NBV21
Dit is de geschiedenis van Terach en zijn nakomelingen. Terach verwekte Abram, Nachor en Haran. Haran verwekte Lot;
Genesis 11:27 NBV21
Dit zijn de nakomelingen van Ismaël, de zoon die Hagar, de Egyptische slavin van Sara, aan Abraham had gebaard.
Genesis 25:12 NBV21
Dit is de geschiedenis van Abrahams zoon Isaak en zijn nakomelingen. Isaak, de zoon die Abraham verwekt had,
Genesis 25:19 NBV21
Dit zijn de nakomelingen van Esau, ook Edom genoemd.
Genesis 36:1 NBV21
Hier volgen de namen van Esaus zonen: Elifaz, de zoon van zijn vrouw Ada, en Reüel, de zoon van zijn vrouw Basemat.
Genesis 36:9 NBV21
Dit is de geschiedenis van Jakob en zijn nakomelingen. Jozef, die inmiddels zeventien jaar was, weidde gewoonlijk samen met zijn broers de schapen en geiten; hij hielp de zonen van zijn vaders vrouwen Bilha en Zilpa, en de kwade geruchten die over zijn broers de ronde deden vertelde hij aan hun vader door.
Genesis 37:2
In Genesis lezen we over de schepping tot aan het ontstaan van het volk Israël.
- Genesis 1-11: Schepping, zondeval, zondvloed en het ontstaan van de volken
- Genesis 12-50: De geschiedenis van de aartsvaders: Abraham, Isaak, Jakob en Jozef.
Genesis 1-11
De schepping van hemel en aarde 📜 Genesis 1
‘De aarde was woest en doods, duisternis lag over de oervloed’ volgens het eerste vers. Met andere woorden, de aarde was vormloos en leeg. Dan begint God in zes dagen hierin orde of grenzen aan te brengen. Op dag 1, 2 en 3 maakt God de vorm en op dag 4, 5 en 6 de inhoud.
- Licht wordt gescheiden van duisternis
- Er komt een gewelf/uitspansel dat scheiding maakt tussen twee waterniveaus: lucht en water
- Het water onder de aarde stroomt naar één plaats, zodat er droog land verschijnt: zee en aarde
- Er komen lichten aan het hemelgewelf om de dag te scheiden van de nacht: zon, maan en sterren
- In het water komen vissen en in de lucht vogels
- Op aarde kwamen landdieren: het vee, kruipende dieren en wilde dieren. En God schiep op deze dag de mens.
De mens mag dan namens God regeren over de schepping, over de vissen, het gevogelte en de dieren. De zaaddragende planten en alle vruchtbomen is hun voedsel.
De levensboom en de boom van kennis van goed en kwaad 📜 Genesis 2
Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad.
Genesis 2:9 NBV21
In de hof plantte God twee bomen: de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad. De levensboom wordt vaker genoemd in de bijbel. In Psalm 1 draagt hij vrucht, verdorren zijn bladeren verdorren en komt alles wat hij doet komt tot bloei. Spreuken vergelijkt de mens met een levensboom. In Ezechiël 47 staat geschreven over vruchtbomen die opkomen, waarvan de bladeren niet zullen verwelken en de vruchten niet zullen opraken en elke maand vrucht zullen dragen. De levensboom laat zien dat het Gods bedoeling was dat de mens eeuwig met Hem zou leven. In Openbaring 21:3 lezen we dat God weer terugkeert in het nieuwe Jeruzalem om in het midden van zijn volk te wonen.
Door de levensboom was het mogelijk voor de mens om eeuwig te leven met God. Dat was ook Gods bedoeling. Maar God wil niet dat Hij uit automatisme wordt gediend en daarom was er ook de boom van kennis van goed en kwaad om te zien of de mens gehoorzaam zou zijn aan God.
De zondeval 📜 Genesis 3
‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang.
Genesis 3:4-5 NBV21
‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, en dat jullie dan als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’
De slang was het sluwste dier lezen we in hoofdstuk 3. Hij verleidt de vrouw (Eva) om te eten van de boom van kennis van goed en kwaad en de man die bij haar was (Adam) at er ook van. De slang is de duivel en hij verdraaide wat God had gezegd en loog over wat God had gezegd. Door de zondeval werden er drie relaties verstoord:
- tussen man en vrouw: ze schamen zich en geven elkaar de schuld
- tussen God en de mens: ze verstoppen zich voor God, want ze zijn bang
- tussen de mens en de schepping: de mens moet moeite doen voor zijn eten. De vruchten groeien niet vanzelf, maar het land moet bewerkt worden.
Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare; dat verbrijzelt jou de kop, jij bijt het in de hiel.’
Genesis 3:15 NBV21
Om te voorkomen dat de mens van de levensboom zou eten en eeuwig zou leven, stuurde God hen buiten de tuin van Eden. Ondanks de zonde wil God wel verder met de mens en Hij belooft dat de slang ooit verslagen zal worden.
Van Adam tot Noach 📜 Genesis 4-11
In Genesis 4 en 5 is te zien dat de zonde verder ging. Adam en Eva kregen twee zoons, waarvan de één (Kaïn) de ander (Abel) doodt. God straft Kaïn, maar geeft Kaïn ook een teken als bescherming, zodat niemand hem zou doodslaan. Dit om een eventuele spiraal van geweld te stoppen. De zonden van de mensen werden er steeds meer.
In hoofdstuk 6 staat dat de Heer zag dat de mensen op aarde zeer slecht waren, dat alles wat ze uitdachten steeds even slecht was. God had zelfs spijt dat Hij de mens had gemaakt. God stuurt dan de zondvloed over de aarde. Alles wat op aarde leefde, kwam om: dieren en mensen. Alleen Noach en zijn familie en de dieren in de ark bleven in leven.
Na de zondvloed maakte God een nieuw begin, in dezelfde geest als Hij met de schepping voor ogen had. Ook sluit God een verbond met Noach en beloofd dat Hij nooit weer de aarde zal vernietigen door een zondvloed.
Genesis 1 – na de schepping | Genesis 9 – na de zondvloed |
---|---|
28aHij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: | 1Toen zegende God Noach en zijn zonen; Hij zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en bevolk de aarde. |
28bheers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’ | 2De dieren die in het wild leven, de vogels van de hemel, de dieren die op de aardbodem rondkruipen en de vissen van de zee zullen ontzag en angst voor jullie voelen – ze zijn in jullie macht. |
29Ook zei God: ‘Hierbij geef Ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn. | 3Alles wat leeft en beweegt zal jullie tot voedsel dienen; dit alles geef Ik je, zoals Ik je ook de planten heb gegeven. |
In hoofdstuk 1 tot 11 wordt duidelijk dat God steeds het kwaad indamt. Na iedere zonde begrensd God de mens:
- Adam en Eva werden uit de tuin van Eden gestuurd.
- De mens werd niet ouder meer dan 120 jaar.
- Toen de mens de toren van Babel bouwde om bij elkaar te blijven verwarde God hun taal en verspreidde hen over de hele aarde.
Genesis 12-50
In het tweede deel van Genesis lezen we de geschiedenis van de aartsvaders: Abraham, Isaak, Jakob en Jozef. God begint hier met Zijn heilsplan voor de wereld. God kiest Abraham om het volk te zegenen, om zo door zijn nageslacht de hele wereld te zegenen.
Het verbond met Abraham 📜 Genesis 12-21
God belooft Abraham: een groot volk, een grote naam, zegen, bescherming en land. In Genesis 17 wordt het verbond bekrachtigt en wordt eraan toegevoegd dat er zelfs koningen zullen zijn onder het nageslacht van Abraham.
Ik zal je tot een groot volk maken, Ik zal je zegenen, je naam veel aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn.
Genesis 12:2-3 NBV21
Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou vervloekt, zal Ik vervloeken. In jou zullen alle volken op aarde gezegend worden.’
Al het land dat je ziet geef Ik aan jou en je nakomelingen, voor altijd.
Genesis 13:15-16 NBV21
En Ik zal je zo veel nakomelingen geven als er stof op de aarde is: zoals het stof van de aarde ontelbaar is, zullen zij niet te tellen zijn.
Daarop leidde Hij Abram naar buiten. ‘Kijk eens naar de hemel,’ zei Hij, ‘en tel de sterren, als je dat kunt.’ En Hij verzekerde hem: ‘Zo zal het ook zijn met jouw nakomelingen.’
Genesis 15:5 NBV21
Die dag sloot de HEER een verbond met Abram. ‘Dit land,’ zei Hij, ‘geef Ik aan jouw nakomelingen, van de rivier van Egypte tot aan de grote rivier de Eufraat: het gebied van de Kenieten, Kenizzieten en Kadmonieten, de Hethieten, Perizzieten en Refaïeten, de Amorieten, Kanaänieten, Girgasieten en Jebusieten.’
Genesis 15:18-21 NBV21
Toen Abram negenennegentig jaar was, verscheen de HEER aan hem en zei: ‘Ik ben God, de Ontzagwekkende. Richt je steeds naar mijn wil en leid een onberispelijk leven. Ik wil met jou een verbond aangaan en Ik zal je veel, heel veel nakomelingen geven.’ Abram boog zich diep neer en God sprak: ‘Ik doe jou deze belofte: je zult de stamvader worden van een menigte volken. Je zult voortaan niet meer Abram heten maar Abraham, want Ik maak je de vader van vele volken. Ik zal je bijzonder vruchtbaar maken. Er zullen veel volken uit je voortkomen en onder je nazaten zullen koningen zijn. Ik sluit een verbond met jou en met je nakomelingen, met alle komende generaties, een eeuwigdurend verbond: Ik zal jouw God zijn en die van je nakomelingen. Heel Kanaän, het land waar je nu als vreemdeling woont, zal Ik jou en je nakomelingen voor altijd in bezit geven, en Ik zal hun God zijn.’
Genesis 17:1-7 NBV21
Abraham vertrouwde op God en ging op weg naar het land dat God hem beloofd had. Abrahams geloof is echt, maar niet volmaakt. In Egypte noemt hij Sara zijn zus en vertelt een halve waarheid. Later doet hij dit nog eens bij Abimelech. Hij verwekt een zoon bij Hagar. Maar als God Abraham vraagt om zijn zoon Isaak te offeren, blijkt het geloof van Abraham echt. Abraham wordt dan ook genoemd in de rij van geloofshelden in Hebreeën 11.
Isaak en Jakob 📜 Genesis 22-36
De zegen van God aan Abraham gaat over op Isaak en van Isaak op Jakob.
Daar verscheen de HEER aan hem (Isaak) en zei: ‘Reis niet verder naar Egypte maar blijf hier wonen, in het land dat Ik je aanwijs.
Genesis 26:2-5 NBV21
Vestig je als vreemdeling in dit land, Ik zal je terzijde staan en je zegenen: Ik zal dit hele gebied aan jou en je nakomelingen geven en zo de eed gestand doen die Ik je vader Abraham heb gezworen.
Ik zal je zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn en dit hele gebied aan hen geven, en dankzij jouw nakomelingen zullen alle volken op aarde zich gezegend noemen.
Want Abraham heeft naar Mij geluisterd en zich gehouden aan wat Ik hem opdroeg, aan mijn geboden, voorschriften en regels.’
Ook zag hij (Jakob)de HEER bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal Ik aan jou en je nakomelingen geven.
Genesis 28:13-15 NBV21
Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. In jou en je nakomelingen zullen alle volken op aarde gezegend worden.
Ikzelf sta je terzijde, Ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en Ik zal je naar dit land terugbrengen; Ik zal je niet alleen laten tot Ik gedaan heb wat Ik je heb beloofd.’
Vanaf hoofdstuk 25:19 tot en met hoofdstuk 27 gaat het over Jakob en Esau, de beide zonen van Isaak en de tegenstellingen tussen hen. Jakob koopt het eerstgeboorterecht van Esau met een bord eten (25:29-34). Als Isaak oud is geworden steelt Jakob het eerstgeboorterecht van Esau door te doen alsof hij Esau is. Hoewel het Gods bedoeling is dat Jakob gezegend wordt, keurt God zijn bedrog niet goed. Jakob wordt later bedrogen door zijn schoonvader Laban en nog later door zijn eigen zonen. Op weg naar Charan ontving Jakob een droom waarin God zijn zegen aan hem bevestigd (28:10-22). Bij Pniël bekrachtigt God de zegen (32:23-33).
Jozef 📜 Genesis 37-50
Jozef was de zoon die Jakob kreeg bij Rachel, de vrouw van wie hij het meest hield. Jakob hield meer van Jozef dan van zijn andere zonen. Hij trok hem voor op de anderen en als Jozef dan ook nog droomt dat zijn broers voor hem buiten, haten ze hem. Ze gooiden Jozef in een put en verkochten hem aan Midjanitische kooplieden die hem meenamen naar Egypte. Jozef wordt uiteindelijk een belangrijk man aan het hof van Farao en redde daardoor zijn familie. Dit is ook zoals God deze geschiedenis heeft geleid. In hoofdstuk 45:5-8 en 50:20 staat dat Jozef in Egypte terecht moest komen voor het behoud van een groot volk, het nageslacht van Jakob en de Egyptenaren.
Maar blijf kalm en maak jezelf geen verwijten dat jullie mij verkocht hebben en dat ik hier ben terechtgekomen, want God heeft mij voor jullie uit gestuurd om jullie leven te redden. Er heerst nu al twee jaar hongersnood in het land, en ook de komende vijf jaar zal er niet geploegd of geoogst worden. God heeft mij voor jullie uit gestuurd om jullie voortbestaan op aarde veilig te stellen; zo wilde Hij veel levens redden. Niet jullie hebben mij dus hierheen gestuurd, maar God; door Hem ben ik de belangrijkste raadsman van de farao geworden, de bestuurder van zijn hele hof en heerser over heel Egypte.
Genesis 45:5-8 NBV21
Jullie hadden kwaad tegen mij in de zin, maar God heeft dat ten goede gekeerd, om te bewerken wat er nu gebeurt: dat een groot volk in leven blijft.
Genesis 50:20 NBV21
Jozef herinnert zijn broers net voor zijn dood nog aan Gods belofte aan Abraham, Isaak en Jakob: het beloofde land.
Toen hij zijn einde voelde naderen, zei hij tegen zijn broers: ‘God zal zich jullie lot aantrekken: Hij zal jullie uit dit land wegleiden en je naar het land brengen dat Hij onder ede aan Abraham, Isaak en Jakob heeft beloofd.
Genesis 50:24 NB21
Gods heilsplan
Uit het boek Genesis blijkt dat God de God is van Israël, maar tegelijkertijd ook de God van de hele wereld. Na de zondeval belooft God dat de kop van de slang verbrijzelt zal worden, oftewel de duivel zal worden verslagen. God beloofde Abraham een volk, zegen en land. Deze zegen wordt herhaald in Genesis: 13:14-17, 15:1-7, 17:1-8, 17:15-19, 22:16-18, 26:2-5, 28:13-15, 31:13 en 35:9-12. Dankzij de nakomelingen van Abraham, zullen alle andere volken gezegend worden. God gebruikt het volk Israël voor zijn plan, de redding van de wereld.
Bronnen
- Uitgelichte afbeelding: BibleProject
- StudieBijbel Online
- HSV-StudieBijbel
- Bill T. Arnold, Bryan E. Beyer │ In ontmoeting met het Oude Testament
- David Pawson │ Sleutels tot de Bijbel
- Pat en David Alexander │ Handboek bij de Bijbel
- Cursistensamenvatting | EC-Bijbelcursus │ 2018-2019 | Leerjaar 1 | Oude Testament | Les 1 en 2
- Module Pentateuch│Evangelisch College
Mooi, dankjewel!
Dankjewel Heleen, voor deze mooie samenvatting van Genesis!