Inleiding
Het boek Richteren eindigt met: “In die tijd was er geen koning in Israël; iedereen deed wat goed was in zijn eigen ogen.” Het volk Israël werd bestuurd door richters, maar de mensen wilden een koning. De overgang van richters naar koningen wordt beschreven in de boeken 1 en 2 Samuël. De achtergrond van deze boeken is hier te lezen. Het filmpje van Bible Project vertelt 1 Samuël en de achtergrond in vogelvlucht.
Bible Project│Overzicht 1 Samuël
De inhoud van 1 Samuël
Deel | Hoofdpersonen | Inhoud | |
---|---|---|---|
Deel 1 | 1 Samuel 1 – 7 | Samuel | – Samuels opkomst als profeet – Het verhaal van de ark – De Filistijnen verslagen |
Deel 2 | 1 Samuel 8 – 15 | Saul en Samuel | Saul wordt koning |
Deel 3 | 1 Samuel 16 – 31 | David en Saul | De opkomst van David en de ondergang van Saul |
1 Samuel 1 – 7
en Hanna bad: ‘Nu juicht mijn hart dankzij de HEER, fier heft mijn hoofd zich op, dankzij de HEER, mijn mond spreekt vrijmoedig tegen mijn vijanden, want dankzij uw hulp beleef ik vreugde.
1 Samuel 2:1-10 NBV21
Geen is er heilig als de HEER, er is geen andere god dan U, geen rots is er als onze God.
Gebruik toch geen grote woorden, blaas niet zo hoog van de toren, want de HEER is een alwetende God: door Hem worden onze daden gewogen.
De boog van de helden is gebroken, maar wie wankelen weten zich gesterkt.
Wie genoeg hadden, verkopen zich voor brood, maar wie hongeren worden verzadigd. De onvruchtbare baart zeven zonen, maar wie veel kinderen heeft, verwelkt.
De HEER doet sterven en doet leven, voert naar het dodenrijk en leidt eruit omhoog.
De HEER maakt arm en Hij maakt rijk, vernedert diep en heft hoog op.
Hij verheft uit het stof wie berooid is, uit het vuil tilt Hij op wie alles ontbeert. Hij laat hen wonen bij hooggeplaatsten, Hij houdt een ereplaats voor hen vrij. Van de HEER zijn de pijlers der aarde waarop Hij de wereld heeft vastgezet.
Wie Hem trouw zijn, behoedt Hij op hun pad, maar de zondaars komen om in het duister. Ontoereikend is de menselijke kracht:
wie het opnemen tegen de HEER worden gebroken, vanuit de hemel klinkt zijn donder tegen hen. De HEER spreekt recht over heel de aarde, Hij geeft macht aan de koning die Hij kiest en verhoogt het aanzien van zijn gezalfde.’
In hoofdstuk 1 lezen we over de geboorte van Samuel. Als Hanna haar zoon Samuel bij Eli had gebracht zingt ze een lied, een lofzang voor de Here God. Hanna kan weer lachen over haar vijanden: Peninna die haar steeds confronteerde met haar kinderloosheid en de vijanden van Israël. Ze benadrukt het unieke karakter van God: niemand is heilig als de Here en niemand is een rots als Hij. De lofzang van Maria in Lukas 1 lijkt op deze lofzang van Hanna.
1 Samuel 8 – 15
Hoofdstuk 8 beschrijft de overgang van het leiderschap van richters tot koningen. Samuel is oud en stelde zijn twee zonen aan tot richters over Israel. Maar zijn zonen ‘volgden het voorbeeld van hun vader niet na: ze waren op eigen voordeel uit, namen steekpenningen aan en verdraaiden het recht‘. In plaats van deze zonen af te zetten als rechters, vroeg het volk Israël aan Samuel een koning. Ze wilden een koning, net als hun buurvolken. Samuel voelde zich in eerste instantie afgewezen, totdat God hem eraan herinnert dat ze niet Samuel, maar God als Koning afwijzen. Ze wilden een aardse koning.
Toen Samuel oud geworden was, benoemde hij zijn zonen tot rechters over Israël.
1 Samuel 8:1-10 NBV21
De oudste heette Joël en de tweede Abia. Ze bestuurden het land vanuit Berseba.
Maar ze volgden het voorbeeld van hun vader niet na: ze waren op eigen voordeel uit, namen steekpenningen aan en verdraaiden het recht.
De oudsten van Israël kwamen daarom bij elkaar en gingen naar Rama, naar Samuel.
‘U bent oud geworden,’ zeiden ze, ‘en uw zonen volgen uw voorbeeld niet na. Benoem liever een koning om ons te besturen, zoals alle andere volken er een hebben.’
Samuel vond het ontoelaatbaar dat ze om een koning vroegen; daarom richtte hij een gebed tot de HEER.
Maar deze antwoordde: ‘Geef gehoor aan de stem van het volk, aan alles wat ze je vragen. Jou verwerpen ze niet. Ze verwerpen juist Mij als hun koning.
Zo is het altijd gegaan, vanaf de dag dat Ik hen uit Egypte heb geleid tot nu toe. Ze hebben Mij de rug toegekeerd en andere goden gediend, en zo vergaat het nu ook jou.
Geef dus gehoor aan hun verzoek, maar waarschuw hen door uitdrukkelijk te wijzen op de rechten die de koning die over hen zal heersen, kan laten gelden.’
Samuel vertelde alles wat de HEER had gezegd aan het volk, dat om een koning vroeg.
Hoewel het niet Gods bedoeling was, gaf God gaf het volk toch een koning. Samuel zalfde Saul, uit de stam van Benjamin tot koning. Samuel was er wel duidelijk over de gevaren van een koning: “Maar als u volhardt in het kwaad, zullen u en uw koning te gronde gaan.’” (8:25). Samuel trekt zich terug als richter, maar blijft wel profeet en hij blijft bidden voor het volk.
In Deuteronomium 17 staat beschreven wat er moet gebeuren als het volk later om een koning zou vragen. Wanneer de koning gekozen is, en regeert, gelden drie belangrijke verboden/regels voor de koning:
- Hij mag niet veel paarden bezitten. Omdat deze vooral in Egypte gefokt worden, zouden de Israëlieten weer terug moeten gaan naar het land waaruit ze bevrijd zijn.
- Hij mag niet veel vrouwen hebben, want dat zou hem tot afgodendienst kunnen verleiden.
- Hij moet de wet van God kennen en er naar leven en zich niet verbeelden méér te zijn dan zijn volksgenoten
Wanneer u in het land gekomen bent dat de HEER, uw God, u zal geven en u het in bezit hebt genomen en er woont, zegt u misschien: ‘Laten we een koning aanstellen, net zoals de volken om ons heen.’
Deuteronomium 17:14-20 NBV21
U moet dan een koning aanstellen die door de HEER, uw God, zal worden uitgekozen. U mag alleen iemand uit uw eigen volk aanstellen, het mag niet iemand uit een ander land of van een ander volk zijn.
Hij mag niet veel paarden bezitten, want dan zou hij zijn volksgenoten naar Egypte kunnen terugsturen om voor uitbreiding van zijn stallen te zorgen, in strijd met de waarschuwing van de HEER dat we nooit meer die weg terug mogen gaan.
Evenmin is het de koning toegestaan veel vrouwen te hebben, want dat zou hem tot afgodendienst kunnen verleiden. En verder mag hij ook geen zilver en goud ophopen.
Als de koning eenmaal over zijn rijk heerst moet hij een afschrift van dit wetboek laten maken, naar de tekst die bij de Levitische priesters berust.
Hij moet het onder handbereik hebben en erin lezen zolang hij leeft. Zo leert hij ontzag te hebben voor de HEER, zijn God, en alle wetten uit dit boek in acht te nemen.
Dan zal hij zich niet inbeelden dat hij meer is dan zijn volksgenoten en zal hij op geen enkele manier afwijken van de geboden. Dan zullen hij en zijn nakomelingen lange tijd regeren over het volk van Israël.
1 Samuel 16 – 31
Het derde deel van 1 Samuel gaat over Saul en David. God geeft Samuel de opdracht iemand te zalven, een van de zonen van Isaï. David wordt in het geheim gezalfd en wordt voorbereid op het koningschap. Met Saul gaat het steeds minder goed, de Heilige Geest verlaat hem en een onreine geest plaagt hem. Hij wordt depressief, onberekenbaar en gewelddadig.
Het koningschap van Saul en David
Er zijn overeenkomsten en belangrijke verschillen tussen het koningschap van Saul en dat van David. Saul en David worden beide door God aangewezen en worden door Samuël gezalfd tot koning van Israël. Beiden worden diep aangeraakt door de Geest van God. Bij Saul vertrok de geest van God en er kwam een kwade geest voor terug.
En inderdaad, zodra Saul zich had omgedraaid om zijn weg te vervolgen, bracht God een verandering in hem teweeg. En alle voorspelde gebeurtenissen kwamen diezelfde dag nog uit.
1 Samuel 10:9-10 NBV21
Toen ze bij Gibea aankwamen, kwam hun een stoet profeten tegemoet. Saul werd gegrepen door de geest van God en raakte net als zij in vervoering.
Samuel nam de hoorn met olie en zalfde hem te midden van zijn broers. Van toen af aan was David doordrongen van de geest van de HEER. Daarna vertrok Samuel weer naar Rama.
1 Samuel 9:13-15 NBV21
De geest van de HEER had Saul verlaten; in plaats daarvan stuurde de HEER hem een kwade geest, die hem kwelde.
Zijn hovelingen zeiden tegen hem: ‘Het is duidelijk dat u door een kwade geest wordt gekweld.
Saul begint goed, door de Ammonieten te verslaan bij de stad Jabes. Dan verslaat Saul de Filistijnen en de Amalekieten, maar hij doet alles graag op zijn eigen manier en niet op Gods manier. Samuel moet hem zeggen dat zijn koningshuis en zelfs zijn eigen koningschap hem wordt afgenomen. God zal een andere koning aanwijzen, een man naar Gods hart.
Een verschil tussen Saul en David is dat Saul David wilde doden, maar David het leven van Saul spaarde, ook toen hij de kans had om hem te doden.
Saul wilde David doden:
9 En weer werd Saul gekweld door een kwade geest van de HEER. Hij zat thuis, zijn speer in de hand, terwijl David muziek voor hem maakte.
1 Samuel 19 NBV21
10 Weer probeerde hij David met zijn speer aan de muur te spiesen, maar weer kon David hem ontwijken en boorde de speer zich in de muur. David vluchtte weg en zocht nog diezelfde nacht een veilig heenkomen.
15 Toen stuurde Saul hen opnieuw naar Davids huis om zich er met eigen ogen van te overtuigen dat David er was, en hij droeg hun op: ‘Breng hem hier, desnoods met bed en al, zodat hij ter dood kan worden gebracht.’
19 Toen Saul hoorde dat David in het profetenhuis in Rama verbleef,
stuurde hij er mannen naartoe om hem gevangen te nemen.
David spaarde Sauls leven:
Davids mannen zeiden tegen hem: ‘Dit is je kans! Dit is het moment waar de HEER op doelde toen Hij zei: “Ik zal je vijand aan je uitleveren; je kunt met hem doen wat je goeddunkt.”’ David stond op en sneed stilletjes een reep van Sauls mantel af.
1 Samuel 24 NBV21
6 Zijn hart bonsde ervan,
7 en hij zei tegen zijn mannen: ‘De HEER verhoede dat ik mijn koning, de gezalfde van de HEER, iets zou aandoen en mijn hand tegen hem zou opheffen. Hij is immers door de HEER zelf als koning aangewezen.’
8 ‘Vandaag heeft God je vijand aan je uitgeleverd,’ zei Abisai tegen David. ‘Laat mij hem met zijn eigen speer aan de grond nagelen. Eén gerichte stoot en het is met hem gedaan.’
1 Samuel 26 NBV21
9 ‘Nee, dood hem niet,’ antwoordde David. ‘Niemand heft ongestraft zijn hand op tegen de gezalfde van de HEER.
10 Zo waar de HEER leeft, Hijzelf zal Saul treffen: hetzij doordat hij een natuurlijke dood sterft wanneer zijn tijd gekomen is, hetzij doordat hij ten oorlog trekt en sneuvelt.
11 De HEER verhoede dat ik mijn hand ophef tegen zijn gezalfde! Kom, pak de speer daar bij zijn hoofdeind, en de waterkruik, dan gaan we.’
Bronnen / meer lezen:
- StudieBijbel Online
- HSV-StudieBijbel
- Evangelisch College│Rondreis door de Bijbel
- Walter A. Elwell│In ontmoeting met het Nieuwe Testament
- Hetty Lalleman│Quickscan van het Oude Testament
- David Pawson│Sleutels tot de Bijbel
- David Alexander, Pat Alexander│Handboek bij de bijbel
- Cursistensamenvatting | ETS-Bijbelcursus│2019-2020 | Leerjaar 2 | Oude Testament | Les 1 │ 1 Samuël