Hebreeën ┃ Weg met het Oude Testament?

Oude Testament

Het Oude Testament en het Nieuwe Testament lijken wel twee uitersten of twee hele verschillende Bijbels. Misschien heb je de volgende uitspraken of iets wat daarop lijkt weleens gehoord:

“Het Oude Testament gaat over een strenge God en het nieuwe Testament over een liefdevolle Jezus”

“Al die wetten in het Oude Testament zijn niet meer nodig”

“In het Oude Testament is God ver weg, maar sinds het Nieuwe Testament wil God een relatie met ons”

Na het lezen van de Hebreeën-brief, of mijn vorige blogs over dit Bijbelboek, zou je ook kunnen denken dat het Oude Testament er niet meer toe doet. Maar dat is niet mijn bedoeling en niet die van de schrijver van de Hebreeën-brief denk ik. Daarom heb ik een blog gemaakt over dit thema, naar aanleiding van de Hebreeën-brief.

De schrijver van de Hebreeën-brief citeert en veel uit het Oude Testament. Hij kende het Oude Testament erg goed. Daarom kon hij goed de vergelijking maken tussen het oude en het nieuwe verbond. Wanneer wij het Oude Testament beter kennen, begrijpen we ook het nieuwe Testament beter.

Immers, als dat eerste [verbond] onberispelijk geweest was, zou er voor een tweede geen plaats zijn gezocht. Want [hen] berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,

Hebreeën 8:7-8 HSV

De Hebreeën-schrijver heeft geen kritiek op de wet van Mozes, maar op de verkeerde opvattingen over de wet. Hij heeft kritiek op de opvatting dat volkomen vergeving mogelijk is door de wetten strikt te houden.

In het Oude Testament lezen we over het volk Israël. Steeds weer luisterden ze niet naar wat God van hen vroeg. Ze lieten zich beïnvloeden door de heidenvolken en zorgde bijvoorbeeld niet goed voor de armen. Het was steeds een cirkel. Het volk zondigde, een profeet waarschuwde, ze luisterden even en zondigden dan weer opnieuw.

Oók in het Nieuwe Testament lezen we over zonde en over de straf op de zonde. Misschien nog wel indringender, juist omdat wij als Nieuw Testamentische gelovigen de waarheid over Jezus kennen.

Want als het woord dat door engelen gesproken werd, [al] bindend was en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontving, hoe zullen wij [dan] ontvluchten, als wij zo’n grote zaligheid veronachtzamen, die in het begin door de Heere is verkondigd, en [die] aan ons is bevestigd door hen die [Hem] gehoord hebben.

Hebreeën 2:2-3 HSV

Want als wij willens en wetens zondigen, nadat wij de kennis van de waarheid ontvangen hebben, blijft er geen slachtoffer voor de zonden meer over, maar [slechts] een verschrikkelijke verwachting van oordeel en verzengend vuur, dat de tegenstanders zal verslinden.
Als iemand de wet van Mozes tenietgedaan heeft, moet hij sterven zonder barmhartigheid, op [het woord van] twee of drie getuigen. Hoeveel te zwaarder straf, denkt u, zal hij waard geacht worden die de Zoon van God vertrapt heeft en het bloed van het verbond, waardoor hij geheiligd was, onrein geacht heeft en de Geest van de genade gesmaad heeft?
Wij kennen immers Hem Die gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En verder: De Heere zal Zijn volk oordelen. Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God.

Hebreeën 10:26-31 HSV

Ook in het Oude Testament ging het de Here God al om het hart van de Israëlieten. Dat lezen we in Jeremia 31 en deze tekst wordt geciteerd in Hebreeën 8:10-12.

Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE. Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.

Jeremia 31:31-34 HSV

Vanaf de schepping wilde God al bij de mens wonen. Toen al wilde God een relatie met de mens! Niet pas in het Nieuwe Testament. In Genesis was de Here God bij de mens in de hof.

En zij hoorden de stem van de HEERE God, Die in de hof wandelde

Genesis 3:8 HSV

Ik zal dan te midden van de Israëlieten wonen, en Ik zal hun tot een God zijn.

Exodus 29:45 HSV

De tabernakel is het draagbare tentheiligdom, dat Israël in de woestijntijd moest maken. In dit heiligdom wilde God wonen.

Leviticus 26:12 HSV

De tabernakel moest worden gebouwd, zodat God bij de mens kon wonen en later in de tempel die Salomo bouwde. Volgens de StudieBijbel Online vertoont de uitspraak in Leviticus 26:12 letterlijk overeenkomst met de beschrijving van het paradijs, waar God tussen de mensen rondwandelt. In Jezus is God weer onder Zijn volk komen wonen. Zo is het Nieuwe Testament een logisch vervolg op het Oude Testament.

Bekend zijn de geloofsgetuigen die genoemd worden in Hebreeën 11. Dit zijn voorbeelden van mensen uit het Oude Testament. Mensen die geleefd hebben voor, tijdens of na de instelling van de wet van Mozes.

Bronnen

Reacties zijn welkom