Wie is de schrijver?
De naam van de schrijver wordt niet genoemd in het Markus-evangelie, maar al vroeg in de kerkgeschiedenis werd gezegd dat Markus de schrijver is. Hij wordt ook wel Johannes Markus genoemd. Markus is zijn Latijnse naam en Johannes zijn Hebreeuwse naam.
Hij was geen discipel en ook geen ooggetuige van Jezus. Hij ging mee op de eerste zendingsreis van Paulus en Barnabas (zijn neef). In het huis van zijn moeder kwamen de volgelingen van Jezus bij elkaar. Petrus kwam daar blijkbaar vaak, want het dienstmeisje Rhodé herkende zijn stem.
En toen dit tot hem doorgedrongen was, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, die ook Markus genoemd werd, waar velen bijeenwaren en baden. Toen Petrus aan de deur van de poort klopte, ging er een dienstmeisje naar toe om te luisteren, van wie de naam Rhodé was. En toen zij de stem van Petrus herkende, deed zij van blijdschap de poort niet open, maar rende naar binnen en berichtte dat Petrus voor de poort stond.
Handelingen 12:12-14 HSV
Kerkvader Papius schrijft dat Markus een leerling en de secretaris was van Petrus. Omdat hij had veel contact had met Petrus is zijn evangelie wel betrouwbaar. Er zijn ook overeenkomsten tussen de toespraak van Petrus uit Handelingen 10.
Waar en wanneer is het geschreven?
Markus schreef het evangelie vanuit Rome. Het is niet precies te zeggen wanneer hij het schreef. In de vroege kerk was er verschil van mening of het evangelie voor of na de marteldood van Petrus is geschreven. Dat was rond 64 na Christus. Het evangelie is waarschijnlijk tussen 55 en 65 jaar na Christus geschreven.
Voor wie schreef Markus zijn evangelie?
Zelf is Markus Joods, maar gezien zijn Latijnse naam moet hij wel Romeinse contacten hebben gehad.
Markus schreef het evangelie voor niet-Joden, de heidenen. Dat is af te leiden uit zijn evangelie, omdat hij dingen die voor Joden heel gebruikelijk en bekend zijn, uitlegt. Het is gericht op mensen die niet bekend waren met Joodse gewoonten. Die worden soms uitgelegd, omdat men dan de komst van Jezus beter kon begrijpen: dat Hij de beloofde Messias is.
Andere dingen die niet zo relevant waren voor niet-Joden liet Markus weg, zoals het geslachtsregister van Christus en de verwijzing naar de wetten van Mozes.
Kort en snel
En zij lieten meteen hun netten achter en volgden Hem.
Markus 1:18 HSV
Het Markus-evangelie is het kortste, maar de verhalen bevatten wel meer details. Het is het meest levendige evangelie en leest daarom fijn. Het woord ‘meteen’ komt veertig keer voor, vooral in de eerste helft. Waarschijnlijk omdat Petrus altijd erg onder de indruk was van de wonderen van Jezus, schrijft Markus ook meer over de wonderen. Het temperamentvolle karakter van Petrus is ook goed terug te lezen.
Jezus, de Zoon van God en Dienaar
Marcus noemt Jezus Christus al in het eerste vers de Zoon van God. In de rest van het evangelie is dit duidelijk, maar ook dat Jezus tegelijkertijd dienstknecht was.
Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God.
Markus 1:1 HSV
En Hij zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben? En Petrus antwoordde en zei tegen Hem: U bent de Christus.
Markus 8:29 HSV
En de hoofdman over honderd die daarbij stond, tegenover Hem, en zag dat Hij zo roepend de geest gegeven had, zei: Werkelijk, deze Mens was Gods Zoon!
Markus 15:39 HSV
Jezus vertelt de discipelen dat wanneer ze Hem volgen, ze hun kruis achter zich op moeten nemen, ook als dat lijden en opoffering betekent.
Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven [als] losprijs voor velen.
Markus 10:45 HSV
De vraag van Markus
Vaak beschrijft Markus de reacties van mensen op het onderwijs en de wonderen van Jezus. Ze zijn bang of gaan in Hem geloven. De vraag van Markus is eigenlijk steeds ‘Hoe ziet u of hoe zie jij Jezus?’
En zij vreesden met grote vrees en zeiden tegen elkaar: Wie is Deze toch, dat zelfs de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?
Markus 4:41 HSV
Wat is het slot van het Markus-evangelie?
Het einde van het Markus-evangelie hoofdstuk 16:9-20 staat niet in iedere brontekst. In de oudste handschriften stopt het bij vers 8, heel abrupt midden in een zin “want zij vreesden voor…”. Het is niet bekend of het laatste stuk wel of niet van Markus is en er bestaan verschillende uitleggingen over. Het kan van de boekrol zijn afgevallen, omdat die erg kwetsbaar was. Markus kon het niet afmaken omdat hij werd gearresteerd. Er is ook nog een ánder einde in plaats van vers 9-20, maar dit komt in weinig handschriften voor.
Messiasgeheim
Jezus wordt steeds de Messias genoemd: door demonen, door Petrus, door hogepriesters en schriftgeleerden. Zelf noemt Jezus Zich de Mensenzoon en pas ná Zijn opstanding de Messias. Hij wilde niet dat de mensen al zouden weten dat Hij de Messias was, omdat zij dan zouden verwachten dat Hij hun politieke bevrijder was. Daarom mochten de mensen Zijn wonderen niet verder vertellen, dat lezen we verschillende keren in het Markus-evangelie. Behalve de bezetene in Markus 5. Dis is een uitzondering omdat de familie van deze man in heidens gebied woonde waar geen Messiasverwachting heerste.
Hoi,
Petrus was een visser. Ik vraag me altijd af waarom ze in hoofdstuk 6:39 spreken over het groene gras. Weet jij dit? Het lijkt mij niet belangrijk in het verhaal, maar de schrijver lijkt daar wel anders over te denken.
groet Kees
Daar had ik niet eerder over nagedacht. Volgens de StudieBijbel Online en de HSV-Studiebijbel verwijst het naar Psalm 23:2 “Hij doet mij neerliggen in grazige weiden, Hij leidt mij zachtjes naar stille wateren”. Grazige weiden en stille wateren zijn plaatsen voor rust en voeding en Jezus wilde de mensen toen voeding geven. Zoals Psalm 23 spreek over de Heer als Herder was Jezus als een Herder voor de menigte.